Door Jan van Dijk

Dave was verbijsterd. Hij werd volkomen overspeeld, als gold het een grote schoonmaak. Zijn afgedwongen zetten werden geveld gelijk een houthakker vermolmde bomen kapt. Van zijn hersenspinsels bleven slechts stronken over, die evenzoveel illusies markeerden. Zijn deel van het bord werd angstwekkend leeg…

Dave hield de eer aan zichzelf en gaf op. Gelaten drukte hij de toets daarvoor in. Het beeldscherm ging over in een scala van kleuren, alsof het toestel feest vierde. Plotseling verscheen toch weer een bord met de laatste stelling erop in beeld. De zin erboven liet niets aan duidelijkheid te wensen over: “Uw volgende zet a.u.b.”

Geïrriteerd drukte Dave nogmaals op de overgavetoets. Weer was er het kleurenfestival, maar prompt vertoonde zich weer de stelling.

“Uw volgende zet a.u.b.” Het kreng wilde hem kennelijk persé mat zetten!

Woedend toetste Dave de enig mogelijke zet. Als een bijlslag in het kreupelhout knalde de computer een dodelijke matdreiging neer. Slechts één zet restte nog en het mat was daarna onvermijdelijk. Dave toetste een onreglementaire zet in. Om te pesten.

Het scherm werd donker en stil. Opeens, voorafgegaan door een onheilspellend gebrom, verscheen op het glas het woord “Foutzet!” en opnieuw het tergende verzoek om de volgende zet.

‘Och, het is maar een computer, nietwaar’. Zo dacht Dave. Z’n irritatie ging een beetje over in ingehouden pret. Weer tartte hij het monster met een foutieve zet.

Enige ogenblikken verdonkerde het beeld, alsof het oog van Satan het diepste zwart de kamer in slingerde. Doch ineens spuugde het getergde apparaat met vlammende letters wederom de opmerking: “Foutzet!” in beeld, maar nu met een onmiskenbaar gegrom. Een opgewekte Dave toetste ten derde male een onmogelijke zet in. Het absolute zwart ging gepaard met absolute stilte. Dan priemde een witte vlek op het scherm. Gevolgd door nog meer. Stuk voor stuk begonnen ze als kleine puntjes, werden groter en groter, tot ze het hele scherm vulden in een gigantisch wit, om direct weer over te gaan in niets dan zwart. En weer puntjes, vlekken en niets dan wit. Alsof het met stenen gooide.

Dave lachte. Dan schaterde hij het uit. Z’n gebulder schalde door heel de flat en het was alsof z’n keel verachtelijk uitgilde: “Ik heb gewonnen! Nee, niet de partij. Die kan me gestolen worden. De computer! Dat dolgedraaide beest! Ik heb het te grazen genomen!”

Het waren de opkomende en weer verdwijnende vlekken die een beeld uit zijn jeugd opriepen. Hij zag zich weer tegenover een stel knapen staan. Ze wilden lol trappen, maar hij wilde niet meedoen. Ze maakten hem uit voor lafaard en begonnen hem te sarren. Hij moest maar weg. Ze pakten stenen en gooiden. Het enige dat overblijft als men zijn ongelijk wil verdoezelen. Heen en weer springend ontweek Dave ze. Als steeds groter wordende vlekken zoefden ze langs zijn hoofd en lijf. Tenslotte redde hij zich en had gelachen. Een overwinning op egoïstische breinen!

Geconfronteerd met het ego van een op hol geslagen computer, zag Dave opnieuw de op hem af zoevende vlekken, vergezeld van piepers, fluiters en trillers. Ze konden hem niet raken en hij lachte. Tevreden zette hij de computer uit, zocht zijn bed op, sloot zijn ogen en viel al snel in slaap.

Een uur later stond een heftig op de deur bonkende buurman te proberen Dave te vragen wat er aan de hand was. Toen hij eindelijk binnen was zag hij een in duizend stukken geslagen computer over de vloer uitgestrooid.

“Dat kreng begon weer te ratelen!”, riep een verdwaasde Dave.

“Het vroeg weer om een zet!”