Door Jan van Dijk

Dit verhaal kan wellicht een antwoord zijn op de vraag: hoe oud is het schaakspel?

Het knisperde en knasperde dat het lieve lust was. Het schrapende geluid van een aangescherpt bot langs hout was zelfs buiten de grot te horen.

Een toevallig in de buurt rondscharrelende eekhoorn spitste zijn oren en kwam naderbij. Plotseling spuwde de grot een grote hoeveelheid houtsnippers de buitenlucht in. Geschrokken vloog het beestje de dichtstbijzijnde boom in, alwaar het met kralende oogjes afwachtte wat er verder nog kon gebeuren.

De snippers hadden na enige minuten een niet geringe heuvel gevormd. Aan de rand ervan kroop een wurgslang sinister naderbij. Het verhief z’n lange lijf, bespiedde als een periscoop de grotopening en vermoedde een enorme prooi. Het strekte zich nog iets hoger, zocht steun op de snippers, maar zakte weg en belandde tussen wat rotsblokken. In de loop van de dag stak gluiperig een hyena z’n oren op, een leeuw kwam geruisloos aansluipen, ging iets te ver en kreeg een lading snippers over zich heen. Een aantal apen kwetterden rusteloos van tak tot tak, maar een roedel wolven hielden zich wijselijk op afstand.

Borbar, de grotbewoner, bleef er Siberisch onder. Gestaag ging hij door met het schrapen van stukken hout, totdat er weer een schaapje was ontstaan. Toen hij er acht had gemaakt en even wilde rusten, zette hij ze naast elkaar, keek er nog eens naar en kreeg plotseling een eigenaardig idee…

Tot dan toe had het leven op deze aardkloot hem aangezet tot slechts het van tijd tot tijd vergaren van zoveel mogelijk tegenspartelend voedsel. Eenmaal zelfs zoveel, dat hij zich een vrouw kon permitteren. Edoch, zijn succesvolle jagerijen, nodig om een vrouw te kunnen onderhouden, waren zodanig uitputtend, dat zijn huwelijksnacht er maanden lang bij was ingeschoten. Toen hij eenmaal de tijd er voor vond, had zijn appetijtelijke gade de benen genomen, ontevreden als ze was over zoveel verwaarlozing.

“Vrouwen,” zo had hij gedacht, “Het lijken wel schapen. Zacht, lief en nuttig, maar o wee als je er geen oog op houdt.”

Het bij Borbar binnengeslopen idee vertelde iets over acht zwarte schapen, in plaats van de witte ooien die nu naast elkaar stonden. Zenuwachtig geworden sloeg hij weer aan het werk en na een middag, een nacht en een ochtend waren ze klaar. Een haast onhoorbaar stemmetje fluisterde hem in dat de ooien en de zwarte schapen tegenover elkaar moesten worden opgesteld. “Dat,” zo ging het stemmetje verder, “zou best eens een leuk spel kunnen zijn.”

Meteen dacht hij aan Barbel, z’n buurman van een grot verder. Hij de witte ooien en ik de zwarte. We zetten ze een eindje van elkaar af, maar schuiven ze om beurten een beetje naar elkaar toe. Dan komt er een moment dat ze niet verder kunnen. Dan zou degene die aan de beurt is een schaap mogen wegnemen en er zijn eigen schaap voor in de plaats zetten. Dan, ja dan is degene die het laatste schaap heeft overgehouden winnaar en…, Maar hier schoot Borbar in een onbedaarlijke lachbui en hikte, “verdient diens vrouw!”

Hoeveel vrouwen er nadien van eigenaar zijn verwisseld, is niet bekend. Doch gehoord het uitbundig gekir uit vele grotten en de stapels houtsnippers ervoor, moet het vaak zijn geweest. Sommige grootmeesters in dat schaapjes schuiven gingen er zelfs toe over extra grotten uit te hakken om het de dames toch vooral naar de zin te maken.

Het kon niet uitblijven, hier en daar liep het uit de hand. Borbal bijvoorbeeld had al vijf vrouwen, terwijl Barbel, de meest eenvoudige van geest, al maanden met zichzelf overhoop lag.

Het verstand zegevierde en het spel werd wat bemoeilijkt. Zo voegde men een herdershond aan het spel toe om de tegenpartij beter van zich af te kunnen houden. De bewegingen van dat dier werd echter nogal ruim opgevat en dat resulteerde in het er bij halen van een herder. Zo bereikte het spel een voor die tijd hoge graad van ontwikkeling. Men moest zeer sterk nadenken, wat toen lang niet eenvoudig was.

Het is overigens de vraag hoe Borbar zijn spel in die dagen genoemd heeft. Het blijft gissen. ‘Overspel’ zal het niet geweest zijn. Wisten ze veel. ‘Mekkeren’ was misschien mogelijk, maar het aannemelijkst is toch wel ‘Verschalken’. Het behoeft geen betoog dat het woord Schaken hier wel erg veel op lijkt.

De auteur van dit verhaal las het nog heel vaak over. Daarbij hoorde hij telkens weer trompetgeschal, dat hem begeleide bij de gedachte dat het schaakspel wel eens op die wijze kon zijn ontstaan. Onderhevig aan twijfel liet hij het zijn vrouw eens lezen.

“Lieve schat,” riep ze, “Van al je verhalen is dit wel het stomste wat ik ooit gelezen heb. Hoe verzin je het!”

Het hielp. Het geschal is verdwenen. Hij hoort soms alleen nog een stemmetje…