Posthumus – Verhoeven

Behalve als schrijver en amateur wielrenner is Tim Krabbé ook bekend als schaker. Hij was een sterke hoofdklasser en nam 1 maal deel aan het Nederlands kampioenschap. Dat was in 1967, waar hij één na laatste werd, maar wel won van Donner en Zuidema. Hij was berucht om zijn scherpe stijl van spelen.

Als wieleramateur beklom hij de Mont Ventoux en in de boeken die hij daarover schreef behandelde hij het eeuwigdurende thema of deelnemen nu belangrijker is dan winnen. Hij weerlegde de misser van de grondlegger van de Olympische Spelen, baron de Coubertin, die het deelnemen het belangrijkste vond. Vandaag de dag nog wordt de spreuk “Deelnemen is belangrijker dan winnen” gebezigd bij de Olympische Spelen. Maar zowel bij wielrennen, wat Krabbé betoogde als bij schaken geldt natuurlijk dat winnen het belangrijkste is. En dat geldt natuurlijk ook voor alle andere sporten.

Als schrijver van schaakboeken is Krabbé bekend om zijn 2 boeken over schaakkuriosa. In zijn eerste boek behandelt hij bijvoorbeeld de complete historie van de beroemde studie van Saavedra. In deze uit een wedstrijdpartij voortkomende studie leidt een verrassende minorpromotie tot toren naar de winst; promotie tot dame leidt tot pat en remise. Een ander vermaard hoofdstuk gaat over korte verliespartijen van grootmeester Jan Hein Donner. Krabbé verzamelde alle partijen die Donner binnen 20 zetten verloor. Daaronder bevinden zich 2 identieke partijen die hij in 12 (!) zetten verloor.

Ook keek hij naar bijzonderheden in de langste partijen die ooit in grootmeestertoernooien zijn gespeeld. En naar partijen waarin de rokade zo laat mogelijk in een partij voorkwam. En zo kunnen we nog een tijdje doorgaan. Voor een schaakliefhebber boeken om van te smullen. In zijn tweede boek ‘Nieuwe schaakkuriosa’ behandelt hij onder andere heel korte partijen, kortsluitingen, tussen meesters en grootmeesters. Eén daarvan op pagina 143 is een zes-zettige partij die meermalen ten onrechte (de cursivering is van Krabbé) werd opgegeven.

1. e2-e4 e7-e5

2. Pg1-f3 Pb8-c6

3. Lf1-c4 Lf8-e7

4. d2-d4 e5xd4

5. c2-c3 d4xc3

6. Dd1-d5

In Midjord-Scharf, Olympiade Nice 1974 gaf zwart in de diagramstelling op. De stelling was al enkele malen voorgekomen o.a in Schwarz-Dűren, Frankfurt am Main 1938. Levy schreef het boek over de Olympiade in Nice en vermeldt dat hij de stelling tweemaal met wit heeft gehad waarop volgde: 6. … – d7-d6 7. Dd5xf7, Ke8-d7 en 8. Lc4-e6 mat.

Krabbé had de stelling ook gehad als wit en verloor toen! Er volgde 6. … – Pg8-h6 7. Lc1xh6, 0-0 8. Lh6-c1, Pc6-b4 9. Dd5-h5, Pb4-c2 en zwart won vrij gemakkelijk. De oplossing is gewoon heel oude theorie. Na 7. Lc1xh6, 0-0 volgt 8. Lh6xg7, Kg8xg7 9. Pb1xc3 en volgens Euwe staat wit er het beste voor. Mijn database geeft ook nog een partij uit 1989 waarin 8. Pb1xc3 werd gespeeld, een partij die uiteindelijk in remise eindigde.

Op 21 maart 2016 speel ik in Borgsate in voor mij de zesde ronde tegen Leo Verhoeven. In zo’n finalegroep kan je je op tegenstanders voorbereiden want de kleurverdeling is vooraf bekend. Draai je wat langer op de club mee dan ken je meestal het openingsrepertoire van je tegenstander.

Leo had ik tot nu toe alleen Siciliaans zien spelen tegen 1. e2-e4. Ik was van plan de scherpste varianten te kiezen. Leo wist dat natuurlijk ook wel en koos voor 1. … – e7-e5. De basis voor de kortsluiting was gelegd. Leo gaf bij het uitvoeren (zie diagram hierboven) van zijn vijfde zet 5. … – d4xc3 op. Allemaal al eerder vertoond en beschreven. Met dank aan Tim Krabbé.

Wim Posthumus