Impressies uit Wijk aan Zee

Mijn winstpartij met zwart van zondag, een mooie Grünfeld ruilvariant en als subvariant de oude Lc4-variant.

Logisch, mijn tegenstander was nog ouder dan ik. Deze varianten werden in de jaren 80, de tijd van Karpov en Kasparov gespeeld en zijn tot in het eindspel uit geanalyseerd).

In een gelijke stelling deed mijn tegenstander op zet 27 een onterecht stukoffer. Hij dacht dat ik mat liep maar met een eenvoudige röntgendekking op de onderste rij dekte mijn dame het matveld op g7. Dus kon ik het cadeautje aanvaarden, waarna mijn tegenstander direct op zet 29 opgaf. En kon ik lekker rond 16.00 uur al gaan rondkijken.

De partij van maandag 23 januari (ronde 4) was mijn eerste ‘normale’ partij. De eerste twee partijen heb ik grote kansen gemist. Daarover valt niet naar huis te schrijven (al heb ik dat wel gedaan, zie Koolmeesverhaaltjes). Ik koos in de vierde partij, met wit voor een positionele aanpak van de Benoni. Een prachtopening die mijn – ook al weer wat oudere tegenstander opdiende met 3. … – c5. Ook onze Erasmiaan WW in groep 2 heeft die opening met zwart op zijn repertoire staan. Eentje voor de liefhebbers van combinatieschaak, en voor durfallen die er niet tegenop zien pionnen te offeren voor messcherpe aanvallen. Geen wonder dat Tal en Kasparov graag uit dat vaatje tapten.

De gedachte achter 7. Pge2 (in plaats van de meer gebruikelijke opzet met Pf3) is extra dekking van de pion op e4, het voorkomen van Ph5 voor zwart en het vrij houden van de f-pion voor een later f4. De toren kan op de f-lijn blijven. Ok, het kost wel een extra zet. Ik speelde snel, zolang het voor mij bekend was. We beginnen met 1 uur en 40 minuten op de klok en na een zet of 8 had ik 1 uur en 42 minuten. Leuk is dat, je krijgt er gewoon lekker 30 seconden bij per zet. Nou, zodra dat mij geen schaakgenot meer geeft dan wordt het tijd mijn ijsmuts op te eten. Die heb je hier wel nodig tussen die dampende Schotten, hooglanders dus, die in de weg lopen tijdens onze dagelijkse filosofenwandeling door in lichte nevelen gehulde duintoppen, richting Heliomare…

Op zet 20 begon het echte denkwerk. Moet ik La5 spelen of Lc3 en direct de zwarte krachtpatser van een loper op g7 tot ruil dwingen? Had ik maar voor de eerste optie gekozen.

Dan had ik vast het fraaie pionoffer dat Fritz aangaf gezien! Zie diagram: 21 e5! dxe5, 22 e6! Nu miste deze combi, gaf op zet 26 de b-pion weg en moest een scherpe aanval kiezen die net niet doorsloeg.

Ja, daarbij had ik net een pion of 2 teveel geofferd en stond er dus drie achter. De aanval liep dood, ik kon twee pionnen terugwinnen en in een lopereindspel van gelijke lopers dacht ik nog remise te kunnen maken. Net niet dus. Goed gespeeld! Ja, vooral van mijn tegenstander.

Jaap van Meerkerk