Door Jan van Dijk

Dit verhaal schreef ik in november 1988. Bij het opruimen van alles en nog wat kwam ik dit tegen.

Er zijn van die dagen…

“Is deze plaats nog vrij?”

“Ja zeker.”

“Mooi, dan kan ik even zitten. Deze tram gaat toch naar “Honderd en Tien Morgen?”

“Ja zeker.”

“He he, even een beetje rust. Er zijn van die dagen…, eerst start m’n auto niet, dan staat m’n fietsband leeg en vervolgens sta je een half uur op de tram te wachten.”

“Tja.”

“Woont u in die wijk?”

“Ja zeker.”

“Aardig dorp. Ik ben er eens overdag geweest. Alles straalt daar rust uit. Aardige mensen ook. Nou ja, behalve dat mannetje op de markt, een tijdje geleden. Verkocht me een, naar zijn zeggen, een honderd jaar oud schaakspel. Ja, an m’n hoela. ’t Bleek nog geen tien jaar oud te zijn. Er zijn van die dagen…”

“Tja.”

“Ik moet in gebouw ‘De Arcadia’ zijn. Kunt u mij een seintje geven als we er zijn.”

“Ja zeker.”

“Ziet u, ik moet er schaken. Ik ben van Z.O.G.H.N.: Zonder Ons Gaat Het Niet! We hebben wat goed te maken. De laatste wedstrijd die we speelden tegen M.O.G.H.B.: Met Ons Gaat Het Beter, hebben we verloren. Terwijl we glad gewonnen stonden. Er zijn van die dagen…?”

“Tja.”

“Schaakt u?”

“Ja zeker.”

“Aha, kijk ‘ns an. Dan weet u waarover ik het heb als iemand op z’n tweede zet .. – f7-f6 speelt. Dat staat zo ongeveer gelijk aan opgeven. Maar wat denkt u? Ik was volkomen vergeten hoe je dat moet aanpakken. Ik deed maar wat en verloor wat later een paard. Maar ik had die avond ook al pech met m’n auto en kwam vijftig minuten te laat binnen. Er zijn van die dagen…”

“Tja.”

“Schaakt u al lang?”

“Ja zeker.”

“Ik ook en weet u, met wit speel ik uitsluitend 1. b2-b4, de zogenaamde Oran Oetan-opening. Stelt niks voor, maar de zwartspelers weten er vaak geen fluit van. Ze moeten allemaal zo nodig die pion slaan. Fout, gewoon rustig ontwikkelen is het parool daarbij. Bij de eerste kennismaking ermee sloeg ik ook. Er zijn van die dagen…”

“Tja.”

“Is dit niet de Apollostraat waarin dat gebouw staat?”

“Ja zeker.”

“Mooi, dan groet ik u hartelijk en nog bedan..? O, u moet er ook uit? Ach ja, u schaakt, zit in lijn vier en die stopt bij De Arcadia. Had ik moeten weten. Er zijn van die dagen…”

“Tja.”

“U gaat mij toch niet vertellen dat u deel uit maakt van het team waar tegen we gaan spelen?”

“Ja zeker.”

Drie en een half uur later

“Nou, u bent me een mooie, hoor. Zit ik mijn geheim van de Oran Oetan-opening aan u te verklappen, slaat u mij ermee meteen om de oren en verliezen we de match ook nog. Had u wat meer open kaart kunnen spelen?”

“Ja zeker.”

“Maar waarom deed u dat dan niet? Was ik tenminste een beetje gewaarschuwd. U liet mij maar praten.”

“Tja, er zijn van die dagen…”