Door Jan van Dijk

“Gerrit, waar is de foto van pa en moe gebleven? Die foto, waarin pa achter z’n schaakbord zit en ik over je schouder mee kijk?”

“Ik zou het niet weten, schat. Je kan het beter aan Trudi vragen, die was gisteren nogal ijverig met het inpakken.”

”Oké, dan vraag ik het wel aan haar. Ik hoop maar dat zij het weet.”

De verhuizing verloopt verder naar tevredenheid. Alles wordt ingeladen en de verhuiswagen gaat op weg naar het nieuwe adres. Naast de lantaarnpaal, voor hun oude huis aan de rand van het trottoir, staat eenzaam een doos met spullen. Bestemd voor de vuilophaaldienst. Er zit immers slechts rommel in?

In het nieuwe huis arriveert tenslotte ook dochter Trudi.

“Heb jij de foto van je opa en oma in een van de dozen gestopt? Ik wil hem zo snel mogelijk weer ophangen.”

De dochter houdt een vinger voor haar mond, kijkt even naar links, kijkt even naar rechts en mompelt:

“Nee, ik denk het niet. Kan het me niet herinneren.”

Moeder Nel, nooit direct in paniek bij welke gebeurtenis dan ook, kijkt nu toch wat bedremmeld. De foto vertoonde tenslotte haar ouders terwijl zij samen met het schaakspel bezig waren!

“Laten we dan meteen maar alle dozen nakijken, ik zou me geen raad weten als de foto verdwenen zou zijn. Die oudjes verdienen de mooiste plaats aan de wand!”

Gerrit heeft het allemaal aangehoord en schiet in de lach.

”Ja hoor, plak ze maar aan de wand. Lijkt het je niet beter ze in een mooi lijstje te plaatsen en hen op het dressoir te zetten?”

“He, dat is waar ook”, roept Trudi: ”Ik heb wel een doos op straat gezet. Er zat slechts rommel in. Misschien dat……”

Moeder Nel en vader Gerrit kijken verbijsterd naar hun ineen krimpende dochter.

“Nee toch! Bel een taxi!”

Die stopt even later naast de lantaarnpaal, maar geen doos te zien.

”Trudi, weet je zeker dat je die doos daar hebt neergezet?” ”Ja, hoor. Kijk, er ligt nog een colablikje dat in die doos zat.”

Er rolt een traan over de ontdane moeder Nel.

Weg. Verdwenen. Die arme drommels. De enige foto die we van hen bezaten.

”Wacht eens even,” Roept vader Gerrit. ”Misschien dat we de vuilniswagen nog kunnen ontdekken. Chauffeur, rij eens een paar straten door en kijk of je die wagen ziet rijden!”

Wonder boven wonder zien ze hem reeds in de eerste de beste zijstraat staan. Gerrit schiet de mannen aan die de ene zak na de andere in de achterruimte smijten.

”Jongens, mogen we even in die achterbak kijken? Er is een waardevolle doos verdwenen die misschien nog te zien is tussen al die zakken.”

“Jawel meneer, maar u mag niets aanraken in verband met de hygiëne. We komen wel eens spuiten tegen. We dragen niet voor niets dikke handschoenen.”

”Oké, maar we zoeken geen zak, we zoeken een van onze dozen. Daar zitten absoluut geen spuiten in, wel onze oudjes.”

???????…

”Já!” “Of nee natuurlijk niet, het gaat om een foto. Van die oudjes, weetje wel. Twee schakende oudjes!”

”Goed, meneer, ik kijk zelf wel even.”

De man kruipt voor de helft naar binnen, schuift enkele zakken opzij en roept: “Is het deze?”

“Yes!” “Daar is-ie. Onze doos. Geeft u hem maar.”

“Sorry, meneer. Dat mogen we niet. Het blijft een zaak van hygiëne. Hij zat tussen flink wat zakken en je weet maar nooit waarmee die doos in aanraking is geweest. Ik zal hem voor u apart houden. Rijdt u alvast naar de losplaats, dan kunt u een aanvraagformulier invullen.”

“Een aanvraag formulier? Maar beste man, heeft u ooit zon formulier moeten invullen om je oudjes terug te krijgen?”

“U bedoelt de foto, neem ik aan, maar nee, u moet de officiële weg bewandelen. Over ongeveer een half uur arriveren we op de losplaats.”

De grinnikende taxichauffeur zet er de vaart in en bereikt de losplaats. Onmiddellijk stapt Gerrit het kantoortje binnen, zegt waarom het gaat en vult gelaten het formulier in. Niet lang daarna rijdt de vuilniswagen het terrein op en staat klaar om te lossen.

Moeder Nel, vader Gerrit en dochter Trudi rennen op vuilniswagen af.

”Hier, kerel, hier is het formulier. Graag nu onze doos!”

De kerel bekijkt op zijn gemak het papier, ziet de stempel van zijn baas, pakt de doos en overhandigt het aan Gerrit. Die kiepert het meteen leeg op de grond, ziet het lijstje met de foto en roept: “Hé hé, daar zijn ze dan. Twee ouwetjes gered van een onzekere toekomst. Asjeblieft, Nel!”

Ze huilt en lacht tegelijkertijd. “Dag mam, dag paps. Nee, jullie komen niet meer aan de wand te hangen. Gerrit heeft een goed idee: Jullie foto op het dressoir in een mooi lijstje, geflankeerd met wat schaakstukken! Na dit avontuur hebben jullie dat verdiend.”

En zo geschiedde. t Was maar een foto. Maar toch hé…