Door Jan van Dijk

“Schaakt u?”, vroeg de vreemdeling.

“Eh…, ja zeker!”, zei Jack.

“Dan zal ik u iets vertellen. Ik schaak ook, maar dan op Jupiter.”

Jack reageerde volmaakt verbijsterd. Twijfelend, maar toch maar z’n geïnteresseerd zijnde houding volhardend en met een brein vol chaotische verwarring, staarde hij de vreemdeling aan.

“Ik ben voor twee aardse jaren naar deze planeet verbannen”, vervolgde de man.

“Ziet u, ik kan niet tegen mijn verlies. Ik heb mijn Jupiteriaanse tegenstander uitgemaakt voor ‘Aardling’ toen ik van hem een partij schaak verloor. Doch schelden wordt op onze planeet zwaar bestraft en daarom ben ik nu op deze vreselijke planeet, jullie aarde.” In nog steeds dezelfde houding, maar met een langzaam terugkerend normbesef, worstelde Jack met twee mogelijkheden: was-ie het zelf of was die ander het? Gekte was iets waar hij zich nooit zo intensief mee bezig had gehouden. Maar nu reageerde z’n hele lijf als een enorme voelspriet en trillend nam hij ‘het’ waar en ‘het’ zat nota bene pal tegenover hem. Toch twijfelde Jack even aan zichzelf.

’t Zou niet eens zó gek zijn te veronderstellen dat zijn verstand op de loop was. Gezien zijn belabberde huwelijk en een werkeloos bestaan werd hij meer dan eens bevangen door dromen waarin hij in een onmogelijke wereld leefde. Heel vaak had hij ook gedagdroomd dat hij de hele handel via een spaceshuttle achter zich zou laten, op weg naar een onbekende planeet waarin hij zich zou kunnen onderdompelen in paradijselijke omstandigheden.

“Nog twee uur”, sprak de vreemdeling, daarmee Jack uit zijn overpeinzingen halend.

“Dan komen zij mij terughalen. U gelooft mij niet zo, is het wel?”

Het langzaam heen en weer bewegende hoofd was het enige antwoord, maar sprak boekdelen.

Het was ook zo raar begonnen. Nauwelijks had Jack plaats genomen aan een tafeltje op een terras van een café of de vreemdeling was met een niet accentvrij “Goedemiddag” gemompel tegenover hem gaan zitten. De kelner had Jack’s pilsje genoteerd, maar de vreemdeling totaal genegeerd alsof hij dwars door hem heen keek. De kelner had het bestelde gebracht, toonde wederom geen enkele belangstelling voor Jack’s tafelgenoot en begaf zich naar een andere tafel met bezoekers. Hier was iets vreemds aan de hand.

Jack riep de kelner nog eens, bestelde nog een pilsje, maar zei er direct bij: “En vraag mijn gast hier of hij ook iets wil nuttigen.”

De kelner keek op zijn beurt verbaast en vroeg: “Welke gast?”

Hoofdschuddend liep hij weer weg en en terug het café in.

“Neemt u het hem maar niet kwalijk,” zei de vreemdeling. “U moet weten dat ik voor iedereen, behalve u, onzichtbaar ben! Ons Jupiterianen, die in deze omstandigheden komen te verkeren, is het toegestaan slechts één aardling in vertrouwen te nemen als we het gevoel krijgen in een totaal geïsoleerde staat terecht te komen en op deze voor ons onmogelijke aardkloot ten onder dreigen te gaan. Het heeft lang geduurd, maar tenslotte vond ik u nog het geschiktst om als strohalm te dienen.”

Met de vraag “Schaakt u”? zijn we weer terug in het verhaal.

Gedurende die twee uur vertelde de vreemdeling het epos van zijn wereld, Jupiter. Het Utopië, waar aardlingen en in het bijzonder Jack al zo lang van dromen. Geen grenzen, geen verschillen in ras, geen onenigheden. Vrijheid, blijheid in het invullen van de eigen, gerespecteerde leefwijze.

Sinds kort had men daar ook het schaakspel ontdekt. Voor de Jupiterianen een mogelijkheid meer om daarbij optredende emoties nóg beter te leren beheersen. Maar dat bleek voor de vreemdeling niet mee te zijn gevallen.

“Begrijpt u nu deze straf voor mij? Verbanning naar hier!”

De man sprak het woord ‘hier’ alsof hij moest overgeven. Het hoofd van Jack ging nu langzaam op en neer en wederom werd zijn boek leesbaar.

“Mijn naam is Exon de 10de. Met wie heb ik eigenlijk het genoegen?”

“Jack! Jack Jansen en ik speel 1ste klas KNSB!”

Maatschappelijk werker Godefroot was al heel wat gewend. In ‘Huize De Merel’, waar Godefroot aan verbonden was, zijn in de loop der jaren al heel wat mensen opgenomen geweest met de meest vreemde en uiteenlopende gedragingen. Doch het ‘geval’ Jack was nogal uniek. Godefroot vroeg zich in eerste instantie af in welk laatje dit zou kunnen passen.

Nadat hij Jack in ‘Huize De Merel’ had ondergebracht, begaf hij zich op weg naar diens huis, alwaar Jack’s belabberdheid woonde. Godefroot betrad de bewuste straat waarin een onafzienbare reeks rijtjeshuizen waren neergekwakt. Onderkomens die geen andere specificering konden verdragen. Godefroot belde aan op nummer 28.

Het duurde even voor de deur open zwaaide en werd gevuld door de zeer omvangrijke mevrouw Jansen. Een vettige jurk kleefde aan haar drillerig lijf en d’r haren hingen in flarden langs haar gezicht.

“Wat mot je vamme.”

“Eh…,”, begon Godefroot, “U bent mevrouw Jansen?”

“Nou en?”

“Uw man is Jack Jansen, geboren 18 juli 1950 te Rotterdam?”

“Ze zeggen ’t”

“Tsja, mevrouw, hoe zal ik het zeggen. Kijk, hij verblijft momenteel in ‘Huize De Merel’. Voorlopig opgenomen vanwege…, eh, nou ja, ziet u…, We kregen een telefoontje dat een man, uw man dus, op het terras van een café zich nogal vreemd zou hebben gedragen. Hij zat daar al enige tijd in zichzelf te praten en.., eh, liet daarbij telkens de naam Jupiter vallen. Zelfs bestelde hij een consumptie voor iemand die nergens te zien was. Maar, mevrouw, wat iedereen de stuipen op het lijf joeg en wat een enorme consternatie onder de mensen bracht was, dat hij plotseling opsprong, van alles en nog wat ondersteboven liep en dwars de straat begon op te hollen! Ondertussen luid roepend: Neem me mee! Neem me mee naar Jupiter! Alles beter dan dit hier! Neem me mee, neem me meeeeeeeee……!