Door Jan van Dijk

Op het moment van de aanraking verhuisde m’n brein van boven naar beneden, rechtstreeks m’n voet in…

Dat fundament van alles wat daar boven is werd op slag de enige plaats waar mijn bewustzijn zich concentreerde, omdat op die plek de stilte plaats maakte voor een furieuze pijnscheut, dewelke haar oorsprong vond in de ontmoeting van bundels zenuwen en het ongenaakbare hout van een tafelpoot…

Ik was totaal een bonds­wedstrijd, waarbij m’n deelname drin­gend gewenst was, vergeten.

Toen het me te binnen schoot sprong ik op met het zojuist verhaalde gevolg.

Ach ja, geef de veerman z’n geld, hij zal u over varen. Geef de monteur z’n poen, u kunt weer rijden. Geef een vrouw een zoen, het eten zal weer dampen. Maar wat moet je je geheugen geven om het op tijd in werking te laten treden? Het was een onnozel toeval dat deze keer mijn grijze hersencellen een zodanige plaats innamen, dat uit dat impulsengelei het woord bondswedstrijd ontplofte. Het woord dat functioneerde als het inferno onder een raket.

Ik hield het bij m’n fiets. Doch vanwege mijn nog steeds onbetaald geheugen moest ik weer terug naar boven om het vermaledijde stukje metaal te zoeken, zonder welke het fietsslot gesloten bleef. Mank, met m’n brein nog steeds in m’n voet en een arm geheugen, kleunde ik de ene na de andere trede van de trap mis.

Uitgeblust strompelde ik eindelijk de zaal binnen.

Vele verbaasde gezichten draaiden in mijn richting en ontvingen me met vele o’s en foei’s.

Het was de verkeerde zaal. Te laat en concentratie loos plofte ik uiteindelijk neer op de stoel, waar mijn tegenstander zo even nog het aureool van een opponent had gezien.

De man bekeek mij met deernis, alsof ie z’n hele hebben en houwen met me wilde delen. Hij beperkte zich tot een kopje koffie, wat op dat moment echter heel mijn hebben en houwen betekende, omdat m’n hersens zoek waren, m’n voet brandde en mijn geheugen platzak was. Er stond een wit paard op f3 en ik herinnerde mij de spelregels. Ik schoof d7-d5. Een aantal zetten verder kwam ik er ook nog toe het knopje van de klok in te drukken.

Helaas, het hoefde niet meer. Op het moment dat het vlaggetje viel, verhuisde m’n brein van onderen naar boven, rechtstreeks m’n hoofd weer in. Het `kopstuk’ van alles wat daaronder zit werd op slag weer de plaats waar m’n bewustzijn zich concentreerde, omdat op die plek de stilte werd gevuld door een furieuze pijnscheut, dewelke haar oorsprong vond in de ontmoeting van m’n oog met de ongenaakbare val van een stukje rood metaal.

Het water in de singel blonk vreemd uitnodigend. Het indringende gebel van de tram deed mijn hoop om maar gewoon te verdwijnen aanwakkeren.

Nu, maanden later, is mijn voet genezen, m’n hoofd weer vol en mijn geheugen schatrijk. Ik kan althans met geen mogelijkheid die rampzalige avond vergeten…