Door Jan van Dijk

Zo een kom je maar zelden tegen. Of eigenlijk nooit. Maar op een keer, toen het me onmogelijk werd om m’n oogleden zonder hulp van houtjes open te houden, sloeg de schrik me om m’n hart.

Zo een struikelde over m’n voeten die nog al ver naar voren stekend de doorgang onveilig maakten, onderuit gezakt als ik intussen was. Dat gaat overigens heel gemakkelijk als je op zo’n akelig glad plastic stoeltje zit dat deel uitmaakt van een wachtruimte. Oervervelend, dat wachten tot je vliegtuig eindelijk klaar staat. En dus dommelde ik in. Met het zojuist vermelde gevolg.

De man dook voorover, raakte in een soort hink-stap-sprongachtig ritme en hield dat zo’n acht of negen flinke stappen vol. Z’n koffers maakten daarbij al in een vroeg stadium behoorlijke vrije vallen, nog na glijdend toen de eigenaar na een flinke bons tegen een verwarmingsradiator z’n wanhopige pogingen om overeind te blijven gevoelig beëindigd wist.

En ik? Tja, hoe gaat dat he. In de eerste ogenblikken was ik nog wat suffig, in die volgden trouwens ook. En dus zat ik me bewusteloos af te vragen wat er was gebeurd. Maar toen stond ie ineens voor me. Zo een die je maar zelden tegen komt. Of eigenlijk nooit. Ga maar na, hij maakte zijn excuses! Dat ie m’n voeten had overzien en of ik me bezeerd had.

“Nee hoor,” riep ik. “Maar eigenlijk ben ik degene die z’n exc…?”

“Meneer,” onderbrak hij me: “Doet u mij een plezier, het duurt nog wel even voor ons toestel er is, gebruikt u met mij de koffie!”

Zo een dus.

Uiteindelijk tilde het toestel ons de lucht in. Op twaalf kilometer hoogte mochten de gordels los en ja hoor, daar was ie weer. En de stoel naast me was leeg.

“Tja,” zei hij: “Ik bezoek straks de plaats waar het wereldkampioenschap schaken zal plaatsvinden. Ik wil het van dichtbij zien. Dat ondefinieerbare van twee geesten. Bezig met een spel dat na afloop wordt opgeborgen in een doos. Over blijft is een lege tafel en twee denkers met niets meer om handen. Geen schaakspel, geen wroetende gedachten. Voorbij, over en uit. O ja, een van de twee wordt gehuldigd want die deed het beter. Maar er is niks meer! En daar staan ze dan. Het spel is voorbij. Geweest. Alsof er nooit iets gebeurd is. Die leegte. Dat spel, dat verdwenen is. Fascinerend!”

Zo één dus.

“Maar,” probeerde ik: “ze hebben hun partij genoteerd zodat…!?”

“Maar natuurlijk, velen zullen de partijen naspelen. Maar dat doet mén dan. De tweekampers gaan gewoon naar huis. Maar die leegte he. . .”

Zo een kom je maar zelden tegen. Of eigenlijk nooit. Zo een waarbij je geen notie hebt van waar ie het over heeft.

“Eh, u schaakt?”

“Nee. Geen interesse. Alleen in de psyché van schaakspelers. Waarom doen ze het? Dat zitten, dat denken, dat doen? Tot het hout weer in de doos zit. Voorbij de slag, weg de stukken. Alleen nog een nevelig vermoeden van strijd. Ik begrijp er nog steeds niets van.” “Misschien kan ik u een beetje op weg helpen!”, riep ik spontaan.

“Aha, u bent een schaker!”

“Inderdaad, maar luister. U herinnert zich nog wel hoe u over mijn voeten struikelde? Dat u tegen de verwarming tot stilstand kwam?”

“Alsof het zojuist gebeurde!”

“Welnu, dat hebben schaakspelers nou ook! Die nemen hun spel in hun herinnering mee. De hele partij! Alsof het zojuist gebeurde. Ze zijn alles behalve leeg! Dagen, weken, maanden, ja zelfs jarenlang kunnen partijen geestelijk ingebed zitten als juwelen in een doosje. Begrijpt u?”

“Nee, daarvoor zou ik eerst schaak moeten leren spelen!”

Zo een dus. Je moet hem maar tegenkomen.

Maanden later bevond ik mij weer eens in die wachtruimte. Er werd zachtjes tegen m’n voeten getikt. Ogenblikkelijk schrok ik wakker en met het vermoeden van wat er zou kunnen plaatsvinden sprong ik overeind om vervolgens de persoon te vrijwaren van het mij bekende vervolg. En deze keer bood ik mijn verontschuldiging aan en keek in een paar verschrikte, maar heerlijk mooie ogen!

We hebben elkaar nooit meer losgelaten. Na drie kinderen, twee kleinkinderen en een achterkleinkind vraag ik nog wel eens aan haar: “Weet je nog? Toen je me met je naaldhakschoentje wakker tikte?”

“Ja,” zegt ze dan: “Alsof het zojuist gebeurde!”

Ook zo een kom je maar zelden tegen. Of eigenlijk nooit. Maar op een keer…