Viertal Erasmus 1 wint wederom

Op vrijdag 12 februari 2016 stond de vierde wedstrijd op het programma, te weten IV-tal Spijkenisse 1 – IV-tal Erasmus 1.

Bord 1 betrof Wim Posthumus (1983) tegen Karel L. van den Burg (1576). Ik reed met Wim mee en met bloeddoorlopen ogen vertelde hij van de afgang eerder tegen Spijkenisse, waarvan hij slapeloze nachten had gekregen en zelfs een paar keer een nachtmerrie. Ik chargeer een beetje, maar aan motivatie was dus absoluut geen gebrek. Zijn verslag van zijn partij luidt:

“Wij namen revanche van de smadelijke 4 – 0 nederlaag in de bekerwedstrijd eerder dit seizoen door met 4 – 0 te winnen! Mijn partij was een Franse opening, de lijfvariant van mijn tegenstander. Hij speelde snel en kwam met standaard zetten goed uit de opening. Daarna ruilde hij de loper van de zwarte velden om dreigend met de dame op de koningsvleugel te verschijnen. Met de niet voor de hand liggende zet g2-g3 wist ik alle dreigingen te elimineren. Na dameruil hield zwart een stelling met een slechte loper over en toen hij ook wat passief speelde, kwamen er allerlei dreigingen van stuk- of pionverlies in de stelling. In de mindere stelling overzag zwart 1 van deze wendingen en verloor een stuk en de partij.” Ergo score geopend en 0 – 1 voor ons.

Bord 4 betrof Simon van der Beek (1512) tegen Jaap van Meerkerk (1673). Jaap schrijft:

Simon van der Beek – Jaap van Meerkerk, stelling na 30 … hxg3, 31 Pxg3

“De vraag is hoe zwart verder zou kunnen gaan om zijn aanval voort te zetten. Jaap heeft groot voordeel, 3.83 punten volgens Fritz. Na de partij vroeg Wim Posthumus of hij een opmerking, zeg advies kwijt kon. Tuurlijk, graag laat maar horen, zei ik. Jouw zet, 31 … Lxc3 een strategische fout, vond Wim. Je ruilt een sterk actief stuk voor een op dat moment zwakker paard. Daar was ik het mee eens, maar legde uit dat mijn keuze gebaseerd was op een tactisch vervolg. Omdat de witte toren op c3 lijkt te hangen zag ik een aardige combinatie, met verplichte ruil van stukken en een winnend eindspel met 2 pionnen meer. De partij ging als volgt tactisch zo verder: 31 … Lxc3 32. Txc3 Le4 33. Dg4 Lg6 34. Kg1 Le4 35. Tec1 Lxg2 36. Kxg2 Pe4 37. Ph5 f5! 38. Dg6 De5 39. Txc6? bxc6 40. Dxc6 en na nog wat zetten 0–1 De strategische voortzetting van Wim zou zo verder kunnen gaan: 31 … Le5 32. Pce2 Le4 33. Dg4 Te6 34. Pf4 Lxf4 35. exf4 Tg6 36. Dd7 (of 36.Dh5 Tee6).” Hierdoor werd het 0-2 voor ons.

Bord 3 betrof Ruurd Ouwehand (1777) tegen G.P. (Peter) Leentvaar (1561). Ruurd schrijft over zijn partij het volgende:

“Ik ging (met wit) voortvarend van start en kreeg een groot overwicht op de damevleugel. De stukken van zwart stonden volledig vast en de zwart’s dame stond bijna ingesloten. Om zijn dame te behouden moest zwart een pion geven. Ik hield grote druk en had vrijpionnen op c4 en b4. Toch hield zwart zich op de been door stukken te ruilen en kreeg zowaar zelfs tegenkansen op de koningsvleugel. In tijdnood ontstond een open spel met kansen voor beide partijen. Wit bleef op winst spelen en kreeg dat iets te gemakkelijk toen zwart een toren weggaf.”  Kortom, 0-3 voor ons en de matchpunten op zak.

Bord 2 betrof Richard P.E. Koopman (1707) tegen Ruud Dröge (1851). Op zet 10 week ik van de gebaande paden af volgens de database inzake de Alapin en wel op zo’n manier dat ik meteen erg passief kwam te staan… dus dat doe ik niet meer. Het kostte me veel tijd. Op zet 20 had wit nog 47 minuten over en ik 17:43 minuten. Fouten werden over en weer gemaakt. Ter illustratie het volgende.

A) Op zet 28 maakte ik een fout dat me minimaal een paard had moeten kosten. Ik reageerde verkeerd en tot mijn afgrijzen zag ik op zet 30 pas mijn 28ste foute zet wat nu een toren zou moeten kosten. Echter, mijn tegenstander zag dat over het hoofd… oef.

B) Ik won een pion op zet 39. Ik sloeg met een toren. De pion met mijn paard slaan was beter geweest.

C) Op zet 41 had ik met Tc2 beter gestaan, maar met mijn zet Tb2 was het meteen hopeloos voor mij, ondanks een pion voor.

D) Op zet 47 had wit met Le7 moeten spelen, aangezien dat na een aantal zetten zou leiden tot een stelling van koning, 2 pionnen en loper tegen koning en vier pionnen. Ik zag die mogelijkheid – waartegen ik niets kon doen – wel, maar mijn tegenstander zag wederom directe winst over het hoofd. Nadat wit Kh1-g2 speelde restte een eindspel zoals hieronder weergegeven, hetgeen een gewonnen stelling voor zwart is.

Richard Koopman – Ruud Dröge

Beide partijen hadden het ook vanaf hier beter moeten en kunnen spelen, ondanks de tijdnood. Kortom, alles bij elkaar een belabberde partij. Op zet 60 merkte Wim – die mijn zetten desgevraagd noteerde vanaf zet 36, waarvoor nog mijn dank – op dat wit door zijn vlag was gegaan, hetgeen wat stof deed opwaaien, aangezien de tegenstander – ik dus – dat had moeten constateren. Een groot probleem werd er echter niet van gemaakt. Eindstand 0 – 4.

Voor de stand verwijs ik u naar de Competitie viertallen RSB 1e divisie op de RSB-website.

Ruud Dröge