Positiespel met paard en loper

Als vervolg op de mooie partij, de Parel van Zandvoort, deze keer in het zomerschaak een aantal elementen uit het positiespel met paard en loper.

Euwe moest in die partij, de 26e uit zijn eerste wereldkampioenschapsmatch tegen Aljechin, tot in het verre eindspel zeer nauwkeurig spelen om uiteindelijk de volle winst te behalen.

Dit aspect kwam ook terug in de partij waaruit ik een tweetal andere aspecten in dit kader liet zien. Dat waren:

  1. Het afruilen van de slechte zwarte loper tegen de goede witte loper;
  2. Het voordeel van de verre vrijpion.

Hieraan voorafgaand werd ingegaan op de specifieke mogelijkheden van de paarden en lopers:

 

 

  • beheersing van het aantal velden afhankelijk van de plaats op het bord;
  • beheersing van het centrum;
  • paard aan de rand of in de hoek;
  • loper in het midden of in de hoek;
  • lopers van gelijke kleur – zwakke en sterke lopers, binnen of buiten pionnenketens;
  • lopers van ongelijke kleur – remise kansen in het eindspel versus zwaktes in het middenspel op de velden van de ontbrekende loper en tenslotte
  • paardenpaar tegen loperpaar.

Tegenwoordig zijn er legio internetsites waarin al deze thema’s uitgebreid worden behandeld, maar wie wil grasduinen in goede leerboeken, kan ik de volgende boeken aanbevelen:

  • Oordeel en plan van Max Euwe;
  • Min System van Aaron Nimzowitch en
  • Chess Strategy for Club Players van Herman Grooten.

Ter illustratie koos ik een partij tegen Ruurd Ouwehand. Een partijstand uit de partij Robert Fischer – Olicio Gadia (Mar del Plata 1960) werd als opgave uitgewerkt. Niemand kreeg dezelfde inval als Fischer destijds! Zeer verrassend was dat Fischer in 3 zetten vanuit de diagramstand wist te winnen. Ook zeer illustratief voor het thema sterk paard tegen slechte loper is de partij Judith Polgar – Viswanathan Anand (Wijk aan Zee 1998).

Wim Posthumus

Ruurd Ouwehand – Wim Posthumus

Robert Fischer - Olcio Gadia

Judit Polgar - Viswanathan Anand