Een verslag door velen!

Wat was het koud en winderig op het terras, voor aanvang van ronde 2. De schaakstukken voor het buitenschaakspel stonden nog net niet in het ijs. Tevergeefs uit de Linnenkamer gehaald dus.

Ik had zelf geen tijd voor een rondgang door de zaal. Tjonge, wat hield die tegenstander van mij me de hele avond aan het bord gekluisterd. Paul Wilhelm, die ‘vrijwillig’ oneven was, maakte gelukkig wat aantekeningen van enkele partijen.

Frank van Zutphen zat na een gezonde fietstocht in het weekend nog wat na te genieten met een gebroken sleutelbeen. Ik maak er maar een soort van grapje over, maar u weet wat dit betekent: pijn en ellende en dus niet kunnen schaken, autorijden en zo meer van die ongein. Frank, het allerbeste en kom maar gauw weer op de clubavond, we kunnen je niet missen en anders breken wij, om in de terminologie te blijven, ons het hoofd nog over van alles en nog wat.

Toen vatte ik het idee op om anderen uit te nodigen mee te schrijven aan dit tot nog toe wat magere verslag. Dus op woensdag nodigde ik per mail een tiental rondetijgers uit om iets over hun partij te melden. “Maar”, waagde ik, “dan graag wel per omgaande reageren.” Hmm, ook dat nog. Kan ik zo brutaal zijn om dit te vragen? Ja dat kan. Sterker, ik kreeg binnen het uur al een viertal reacties. De overige zes al een dagje later. U komt ze min of meer geciteerd allemaal tegen in dit verslag. Leuk! Dat ga ik de volgende keer weer doen. Ik hoop zo iedereen minimaal een keertje aan het woord te laten. Maar, aarzel vooral niet om mij na uw partij direct al een mailtje te sturen!

De partij aan bordnummer 1. Pim Kleinjan meldde vanuit België, uit zijn hoofd, dat zijn partij met wit tegen de titelverdediger FM Hing Ting Lai een Nimzo-Indiër was, dus met 1. d4 – Pf6, 2. c4 – e6 3. Pc3 – Lb4. Pim ging verder met a3 waarop zwart met Lxc3 antwoordde. Pim probeerde uit de theorie te blijven om zijn tegenstander op onbekend terrein te lokken, maar verwachtte daar eigenlijk niet al te veel van. En inderdaad, deze tactiek pakte verkeerd uit, hoewel het naar Pims beleving nog spannend werd. Bij de analyse vonden beide heren diverse verbeteringen voor het witte spel. Daar kan Pim een volgende keer zijn voordeel uit halen.

Arend Bongers schreef: “Over mijn partij aan het tweede bord tegen FM Tobias Kabos. Hier kwam een voor mij minder bekende variant van de Caro-Kann op het bord. 1. e4 – c6 2. c4 – d5 3. cxd5 – cxd5 4. exd5 – Pf6 5. Da4+. Hier koos ik voor 5. … – Ld7 (Pbd7 is hoofdvariant). Na 6. Db3 kwam ik met het verbijsterende 6. … – Lc8 op de proppen. Is dit grootmeesterlijke diepzinnigheid of een poging om humor op het schaakbord te brengen? Db6 was een beter alternatief. Na 7. Pc3 – Pbd7 kwamen we weer in de hoofdvariant terecht, maar dan wel met 2 tempo’s minder voor zwart. Ik zag mijn pion niet meer terug en werd volledig ingesnoerd. De onmacht van zwart werd geïllustreerd door mijn 22e en laatste zet. Ik zag mij genoodzaakt nogmaals Ld7-c8 te spelen. Een slechte grap voor de tweede keer vertelt, maakt nog geen goede grap…”

Nathanaël Spaan schreef over zijn partij met zwart aan bord 3 tegen Wybe Evenhuis: “Het was het spel der gemiste boertjes. Eerst gaf mijn tegenstander in de opening een pion weg, die ik verzuimde te pakken. Later in de partij gaf ik na het slaan van een pion nodeloos een soortgenoot weg. De grootste bok kwam van mijn tegenstander, die met een pionzet zijn goede stelling kon consolideren. Hierna was het in tijdnood met wit snel afgelopen.”

Arno Luinenberg (met zwart) aan het woord over zijn partij tegen Henk van der Velde aan bord 4: “Na een rustige Reti-opening leek wit voordeel te krijgen door een centrumopstoot en een stuk te winnen, maar zwart had een tactische riposte die het stuk en de partij redde. Na een vervolg van halsbrekende complicaties hield zwart 2 pionnen extra over en in verloren stelling overschreed wit de tijd. Iemand vond dat ik in de opening slecht stond door de ruil op a3. Juist door die ruil kwamen wits torens slecht te staan en in hogere zin werd daarmee wits lot bezegeld.” Arno heeft zijn partij ook in geleverd en zal dus meedingen voor de Spindler Makelaars Spektakelprijs!

Davin Mostert speelde aan bord 5 met wit tegen Selman Ercan en berichtte hierover: “Bij aankomst vertelde Selman een déjà vu te beleven, doelend op onze partij op het Watertorentoernooi van vorig jaar. Toen speelden we in een vrij open Siciliaanse stelling waar Selman achter het bord uiteindelijk niet de juiste oplossing vond. Ook deze avond kwam er zo’n soortgelijke stelling op het bord. Ik moest weer erg nauwkeurig verdedigen, met op het oog wat vreemd gepositioneerde stukken (paard op c1, toren op e2). Ook dit jaar wist Selman (helaas voor hem) de juiste voortzetting niet te vinden in het middenspel. Ik kon het afwikkelen naar een eindspel met dame en paard tegen dame en loper van Selman, met een gelijk aantal pionnen. Hier kreeg wit weer een actieve stelling. Achteraf vertelde Selman dat hij er van overtuigd was dit jaar van me te zullen winnen, maar uiteindelijk moest hij, evenals vorig jaar, genoegen nemen met een remise.”

Aan bord 6 zat Andrzej Pietrow met wit tegen Leo Koster. Andrzej houdt weliswaar van complicaties, maar liever niet op zet 3. Na het tamme d3 had zwart meteen gelijk spel. Het evenwicht werd niet verbroken, aldus Andrzej. In de partij kreeg wit wel wat ruimtevoordeel, maar Leo gaf geen krimp en scoorde een mooie remise.

Bord 7: Henk de Kleijnen – Marvin Dekker: Het begin was schijnbaar tam, een Tarrasch-verdediging of zo, waarin Dekker zoals gebruikelijk zeeën van tijd investeerde. In het middenspel kreeg zwart wat druk met torens in het midden van het bord. Toen als een Deus ex machina: Loper slaat op h2. Wit kon niet terugpakken wegens een toren op de h lijn. De keuze was: het gevaarlijk lijkende Kh1 of het veilige Kf1. Wat je toen zag… Niet te filmen. Telkens had Marvin maar 5 á 6 seconden, hij speelde op zijn increment. Ik herinner het niet terugpakken van een stuk, maar in plaats daarvan nog een offer. Nu had Marvin een toren minder. Daarna een schaak met de dame op a5 en een pionopstoot naar a3. Henk interfereerde met toren a4, de pion liep weer verder door. Henk sloeg de dame, de pion promoveerde met als resultaat mat in twee. Geweldig punt voor Marvin. In de nazit bleek dat het offer op h2 nader beschouwd toch niet zo correct was.

Olivier Vrolijk aan bord 8 speelt met wit tegen Kees van Toor en schreef: “De partij begon met 1. d4 – c6, hier ging ik even nadenken of ik 2. e4 wilde spelen, uiteindelijk niet gedaan. Ik deed Pf3 en hij Pf6 en vervolgens allebei loperfianchetto en korte rokade. Doordat hij een keer zijn zwarte paard van e4 naar d6 speelde en f5 kwam ik iets beter te staan. Dit kwam omdat zijn d5 drie keer werd aangevallen en twee keer verdedigd. Op het juiste moment kon ik de pion winnen. Hij had ook zijn witveldige loper op e6 geplaatst waardoor e7 – e6 niet mogelijk was. Ik kreeg wel een toren binnen op c2, normaliter is tweede of zevende rij motief link als je dat voor je kiezen krijgt, maar ik kon de toren terugjagen met mijn dame op e4. Hij heeft toen gekozen voor een paardoffer. Punt was dat met alle tempo’s die hij tijdelijk had, hij mij het zo lastig mogelijk probeerde te maken, dat was nog opletten geblazen. Mede omdat hij een vrije a en b-pion had, al had ik toen een toren meer. Maar ik moest geduldig blijven (niet vroeg naar huis willen en gaan forceren), beetje pareren en gortdroog mijn stukken plaatsen en verbeteren. Totdat ik zelf kon doorbreken, ik had materiaal genoeg en het punt binnen kon halen. Toen was het al laat.”

Paul Dekker, die het met wit opnam tegen Marcel Terluin aan bord 12, schreef over zijn partij: “Na mijn 1. e4 antwoordde mijn tegenstander Marcel Terluin met 1. … – d5. Dat speel ik zelf ook wel eens, als geen trek heb in mijn favoriete Siciliaanse variantjes. In een plotselinge opwelling speelde ik geen 2. exd5, maarrrrrr 2. d4! , als een hommage aan de voorvechter van dit gambiet, de nogal excentrieke Emil Josef Diemer. Also, vom ersten Zug an auf Matt! Meestal ontstaan dan, ondanks het dubieuze karakter van dit gambiet, bepaald geen slaapverwekkende ontwikkelingen. Integendeel: Je wordt geacht bij de les te blijven, zeker op een voor mij onwennige maandagavond. Het verloop tot en met zet 12 was als volgt: 2. … – dxe4. 3. Pc3 – Pf6. 4. Lg5 – Lf5. 5. f3 – Pbd7. 6. Lc4 – h6. 7. Lh4 – Pb6 8. Lb3 – g5. 9. Lg3 – e6. 10. Le5 – Lb4. 11. fxe4 – Lxe4. 12. De2 – Lg6?? En tja, toen volgde natuurlijk 13. Db5+ met stukverlies en zwart vocht voorts voor een verloren zaak…”

Over de gebeurtenissen op bord 13 schijft Wim Posthumus: “Het duel op bord 13 ging tussen twee clubmakkers van Erasmus, Jan Smit (wit) en Wim Posthumus die elkaar door en door kennen. Alle vier voorgaande partijen eindigden in remise. Tot de negende zet verliep de partij langs hedendaags gebaande paden, toen trok ik met g7-g5 van leer. De consequentie was dat mijn koning na de korte rokade op de tocht kwam te staan. Maar ik had meer stukken op de koningsvleugel samengetrokken dan Jan. Wit dacht beter te staan met een machtig paard op e5, de zwarte tegenkansen lagen toch op de koningsvleugel. Na 23 zetten bood Jan remise aan in onduidelijke, gecompliceerde stelling. Toen stond er wederzijds minder dan 5 minuten op de klok. In tijdnood was de zwartspeler beter en na materiaalverlies verloor Jan op tijd.”

Bord 14: André Boon – Hans van der Molen. André speelde sterk tot en met het middenspel, won een pion en kwam in een toren/loper eindspel terecht. Later werd dat een toreneindspel waar zwart de pion terug had gewonnen. Een race to the bottom was het gevolg. Zwart offerde zijn toren voor twee vrijpionnen en dat liep zoals gepland op remise uit.

Leo Verhoeven aan bord 17 deed “diverse roestige zetten”, zo schrijft hij zelf. Wat hij daarmee zou bedoelen mag ik aan mijn immens grote duim of, vooruit, ook niet geringe fantasie toevertrouwen. Leo liet zijn stelling natuurlijk heerlijk vastlopen om na een te voorzichtige opening vast te stellen dat hij vergeefs op zoek was naar loswerkende smeeroliezetten. Gelijk een magische ontknoping van een ware Griekse tragedie viel er kennelijk een wonderbaarlijke oplossing uit de lucht: een flesje wonderolie dat Leo gretig opende. En Leo won, ondanks zijn vastgelopen motorblok, nadat zijn tegenstander, Pearl Uyttenhove, “enkele verdiende kansen op een gelijke stelling” had gemist.

Anton van Berkel – Jaap van Meerkerk: Anton mocht het eindelijk dan eens tegen zijn teammaat Jaap gaan opnemen. Van beide heren gaan geruchten rond. Zo zou hun rating niet hun speelkracht weergeven. Anton heeft zijn damrating aan de KNSB doorgegeven en Jaap die van zijn neefje die hij onlangs heeft leren schaken. Aldus slecht geïnformeerde bronnen. Jaap was blij voor het eerst aan bord 19 tegen een grootmeester te kunnen aantreden en bovenal eindelijk de eerstebordspeler van het vierde schaakles te kunnen geven. Dat lukte tot in het middenspel, nadat Jaap, die nooit remise speelt, met zwart in een Benoni-opening alles had gekregen wat hij wilde. Hij bakte er daarna helemaal niks van, moest zelfs nog á la Jones te ver uitlopen om vervolgens mis te grijpen, op de lijn te redden, maar hoorde daarna de rebound, zeg maar de tweede bal, door hemzelf keurig voor zijn blij verraste opponent neergelegd, hard tegen het net ploffen: 1 – 0.

Aan bord 22 speelden Jan Elso Ploeg tegen Peter Weeda, die het volgende optekent: “Mijn opponent offerde (alhoewel dat onbedoeld bleek) een pion voor activiteit, maar zwart staat stevig in een Caro-Kann dus ik kon door ontwikkelen. We kregen tegenstelde koningsaanvallen en de mijne ging net wat sneller.”

Bord 27: Cander Flanders – Hans Koedam: Cander speelde een atypische variant van het Slavisch tegen Hans. Iets met Lc4. Na beiden kort gerokeerd te hebben, zette Hans goed door met Lc7 en Dd6. Een pion ging naar e5 en f4 dreigde met goede kansen voor zwart. Na pionverlies van wit was Hans – gezien het ratingverschil – wel tevreden met remise.

Bord 29: Bernhard Ruimschoot speelde met de witte stukken een wel erg voorzichtige aanpak van de Siciliaan die Carel Keller hem opdiende. Carel wilde er een soort van Najdorf van maken, of wellicht een Paulsen. Geef het maar toe, je weet nu al niet meer waarover ik het heb, haha. Maar je moet ergens toch wat compensatie zoeken als je zelf hebt misgetast 🙂 en jezelf (mezelf dus) tekort hebt gedaan. Tekort hebt gedaan. Brrr. Wat een afschuwelijke uitdrukking. Terug naar de partij. Carel laat steeds beter schaak zien en komt dus terug op zijn oude niveau. Daar wist Bernhard natuurlijk niks van, maar merkte wel dat hij na zwart 14e zet e5! Passief kwam te staan en met wit geen tegenspel kon vinden. Carel besloot op zetherhaling in te gaan en vond het wel prima zo. Bernhard heeft tenslotte een sloot ratingpuntjes meer op het uitslagbriefje staan. Weet u nog? Je rating staat dus rechtsonder je naam op het uitslagbriefje. Niet schrikken dus.

Aan bord 31 schrijft good old Arie de Jong, die met wit speelt, over zijn partij tegen Wim Heinen: “Het was een theoretische Caro-Kann, waarin wit aanvalskansen kreeg, steeds verder druk uitoefende, wat uiteindelijk resulteerde in een vrije e-pion, die tot de zevende rij oprukte. Zwart had geen tijd meer en gaf op.” Arie was er best tevreden over.

Bord 33: René van Es – Shau-Ming Yuen: René naar zijn zeggen een geweldige aanval, maar er moet wat misgegaan zijn. het werd geen mat en hij stond een doos stukken achter. Een overwinning voor Yuen.

Bord 34: Bram de Knegt – Peter de Boer. Peter zelf schreef over zijn partij: “Na de openingszet van wit 1. d4, volgde d6 2. c4 – Pf6 3. Pc3 e6 4. e4 – h6 5. Ld3. Van allebei de kanten volgde er een stevige verdediging. Wit zette een aanval in met een aftrek paardzet, waardoor ik mijn dame moest ruilen voor dat paard en een toren. Maar na de rokade van wit kwamen er kansen voor zwart doordat de h-lijn open kwam te staan na een pionnenruil. Zwart kon hierdoor zijn torens de h-lijn opsturen en de koning aanvallen onder begeleiding van een loper. Door twee keer schaak door de torens, verloor wit ook zijn dame en bood remise aan.”

Kijk hier voor de uitslagen en de stand in de Spindler Makelaars Watertorentoernooi.

Jaap van Meerkerk, Paul Wilhelm en vele anderen