Vijf koplopers na derde ronde

Het verslag van ronde 3 van ons Watertorentoernooi is wederom een gezamenlijke uitbarsting van creativiteit geworden. Op al mijn verzoekjes aan maar liefst 17 deelnemers om iets over hun gespeelde partij te vertellen werd binnen twee dagen gereageerd! Aangevuld door een inzending van Gerrit Boer, aangemoedigd door mijn oproep in het tweede verslag dit vooral ook te doen, waarvoor dank.

Waar maak je dat nog mee? Geweldig. Op deze manier ontstaat er heel bijzonder verslag, waarin de spelers zelf hun stukken laten spreken. Vandaar mijn inleiding ‘Achter het schaaknieuws’. Ik wil toch wel IETS te vertellen hebben.

Achter het schaaknieuws

Als schaakvereniging wil je natuurlijk graag met je tijd meegaan, anders zou je er zomaar op een onverwacht moment achter kunnen komen ‘achter de feiten aan te lopen’, in popiejopie-Nederlands ‘in te kakken’. Leden lopen weg, je bent niet meer in. Wat dacht u van een blotevoetenwatertorentoernooi? Het BVWT van SV Erasmus. Origineel en gezond. Je bent zeker weten de eerste schaakclub die zoiets mogelijk maakt. Je haalt de landelijke media. Je zit al snel bij DWDD en we liften mee in deze mediahype. Bovendien hoef je die bacterierijke boeren niet langer met de hand te beroeren, de vieze raadsheren en koninginnen niet meer met de handen te betasten. Meer weten over dit idee? Zie blotevoetencoach.nl, blotevoetenseizoen.nl (Zie ook De Volkskrant van 3 mei 2017).

En dan geef ik nu onze gastschrijvers van deze ronde graag het woord:

Bord 1: Hing Ting Lai – Paul Dekker. Op mijn vraag aan Hing Ting Lai of de stelling tegen het einde van de partij in evenwicht was, antwoordde onze jonge Fidemeester: “Ja dat klopt, de stelling was ongeveer in balans of zelfs iets beter voor zwart. Ergens in het middenspel speelde ik te snel en daardoor had zwart al snel minimaal gelijkspel. Een beetje laksheid van mijn kant , maar zeker ook complimenten voor Paul, want hij heeft, op het verkeerde plan in het eindspel na, voortreffelijk gespeeld! Met weinig tijd blunderde hij en had ik een mooi matje.”

Bord 2: Marvin Dekker – Tobias Kabos. Marvin mailde mij over deze spannende partij het volgende: “Het was een Engelse opening, waarin zwart met een snelle f5 een soort grand-prix opstelling probeerde. Mijn tegenstander speelde zijn tweede paard te vroeg naar d7 en ik maakte daar gebruik van door een pion te offeren waarmee wit de witte velden onder controle krijgt en de zwarte koning in gevaar brengt. Hierna zag ik geen goede weg om dit voordeel uit te buiten en besloot ik via een combinatie mijn pion terug te winnen. Maar mijn tegenstander had 1 zet dieper gekeken en dat koste me een kwaliteit en vanaf toen werd dat vakkundig uitgespeeld. Ik probeerde nog wat wanhoopoffers, maar zwart gaf geen krimp.”

Bord 3: Nathanaël Spaan – Johan van de Griend: Van de Griend schreef: “Na twee overwinningen in de eerste twee rondes moest ik het in de derde ronde opnemen tegen Nathanaël Spaan. Hoewel hij qua rating veel sterker is dan ik, heb ik toch vaak goede uitslagen tegen hem in rapidpartijen en een enkele ‘normale’ partij. Nu had ik echter geen enkele kans. In een Siciliaanse partij bleef mijn koning in het midden staan. Daar maakte Nathanaël optimaal gebruik van. Enkele fouten van mij versnelden mijn verdiende nederlaag. “De ban is gebroken”, zoals Nathanaël concludeerde. Aan mij om dat in een volgende partij te weerleggen.”

Bord 4: Arno Luinenburg – Olivier Vrolijk. Arno won al snel in de opening een pionnetje en het was zoeken voor Olivier om daar compensatie voor te vinden. Dat bleek de hele partij lastig te zijn en tegen het einde van de avond sleepte Arno het punt definitief binnen. Een prima prestatie van Arno!

Aan bord 5 speelden twee clubgenoten tegen elkaar: Dick Straathof – Leo de Jager: Leo schreef: “Ja, clubgenoten tegen elkaar in een toernooi, en dan ook nog ruim van tevoren aangekondigd. Dick besluit om met wit wat anders dan normaal te spelen en er verschijnt een Konings-Indische in de voorhand op het bord. In plaats van de gebruikelijke koningsaanval te beginnen besluit hij om eerst het zwarte initiatief op de damevleugel te neutraliseren. Dat lukt zo goed dat al snel alle zware stukken op de a-lijn geruild worden. Van de witte koningsaanval zal nooit meer iets komen. In het eindspel heeft zwart heeft dan een loperpaar, maar de stelling is zover dicht geschoven dat het evenwicht nog steeds niet verbroken is. Als wit er dan ook nog eens in slaagt om af te wikkelen naar een eindspel met ongelijke lopers staat de uitslag eigenlijk al lang voor het daadwerkelijke einde vast.”

Bord 6: Wim Posthumus – Marcel Tillemans: Wim schreef: “Na een Siciliaanse opening kreeg zwart Tillemans in de Scheveninger te maken met een machtig paard op d6 van wit Posthumus. Zwart moest de rokade opgeven en stond achter in de ontwikkeling. Uiteindelijk lukte het om het paard op d6 door ruil te verdrijven. Het overblijvende eindspel was echter direct verloren voor zwart.”

Bord 7: Op mijn verzoek om iets te melden over zijn partij aan bord 7 tegen Arno van Houten (zwart) reageerde Selman Ercan (wit) direct positief. Ik dacht, zo mailde ik hem, dat het een interessante positionele strijd was. Selman: “Ja, het werd eigenlijk pas op het laatst beslist! Tot redelijk ver in de partij had wit nooit veel meer dan ‘iets beter’ gestaan. Vanuit een Damegambiet kwamen we in een stelling waarin zwart de ruil LxPc4 dxc4 toeliet, waardoor er een situatie ontstond met twee witte centrumpionnen tegenover nul zwarte. Even later werd zwart opgezadeld met dubbele geïsoleerde pionnen op c6 en c4. Na een dameruil begonnen deze statische zwaktes zwaarder te wegen en kon ik druk op c6 zetten met een toren op b6. De zwarte koning moest vervolgens in het zicht van de toren komen, toen een ander zwak punt (een pion op g5) met de koning op g6 gedekt moest worden. Wit stond al een pion voor en met twee gecentraliseerde paarden en de enigszins blootgestelde koning begonnen er vorkjes te dreigen. Zwart moest zijn toren dan ook ‘buiten bereik’ halen, maar de partij eindigde hier abrupt doordat de toren direct werd weggegeven (40. … – Tc8-c7?? 41. Pd5xc7 1 – 0).”

Aan bord 8 speelde Andrzej Pietrow (wit) tegen onze voorzitter Frank van Zutphen (zwart). De witspeler meldt hierover op dat zwart in wat passieve stelling terecht kwam, en dat hij de gehele partij geen tegenspel wist te creëren en uiteindelijk in tijdnood bezweek.

Bord 9: Over zijn partij met zwart tegen Leo Koster (wit) meldde Leo Verhoeven: “Onze partij ging objectief gezien lange tijd gelijk op. Maar voor het gevoel van beide spelers stond wit – Leo Koster – steeds beter; andere Leo had veel tijd nodig om een goed plan te vinden. Zonder succes. In arren moede zette hij de stukken neer om in troebel water te kunnen vissen als de stelling open zou komen. Met veel geluk voor hem gebeurde dat. Na een zwarte paardsprong naar e4 ruilde wit zijn koningsloper voor het paard in de verwachting de zwakke pion op e4 binnen te halen. Maar zwart stond toen opeens heel goed: een batterij op de lange diagonaal richting de witte koning, een open d-lijn voor een toren en de e-pion voor een opofferingsstootslag. Zwart won. Het slot was kort.”

Aan bord 10 spelen Peter Weeda (wit) tegen Daniël van Loenen. Daniël stuurde de volgende tekst: “Mijn partij tegen Peter zat vol tactische mogelijkheden en de spanning op het bord bleef bestaan totdat Peter mistastte in een complexe stelling en het in één keer klaar was.”

Over bord 11 Ger Schraa – André Boon schreef Boon: “In de partij, waarin Ger á la Carlsen op zet 3 Lf4 speelde met wit, ‘gaf’ ik 2 pionnen voor een stevige aanval, volgens mij moest Ger nog een derde pion slaan in het centrum, om zo een stormachtige koningsaanval over zich heen te laten komen. Dat was de scherpste voortzetting. Hij koos echter voor eerst verdedigen van zijn koningsveste met f3, waardoor ik 2 verbonden vrijpionnen kreeg op e3 en d3. Dat was genoeg voor de winst.” Ger liet overigens via de mail weten dat zijn verlies een logisch gevolg was van het te grote verschil in schaaksterkte.

Bord 12: Hans van der Molen (wit) meldde het volgende op over zijn partij met wit tegen Anton van Berkel: “Anton verdedigde zich met een Siciliaan die snel een open karakter kreeg. De materiaalverhouding is de hele partij in balans geweest; het ging vooral om tempovoordeel te behalen. Na over en weer op momenten de scherpste voortzetting gemist te hebben, begon de tijdnood zijn intrede te doen, vooral voor zwart. Anton wees na 35 zetten mijn remiseaanbod af, na diepgaande overpeinzing. Enkele zetten later berustte hij evenwel in remise, in een gelijkwaardige stelling. Voor mij – mede gelet op het ratingverschil – een bevredigende uitkomst en een mooie toernooistart van 2 punten uit 3 partijen.”

Paul Wilhelm (wit) vertelde over zijn partij met wit tegen Emil Verhoef aan bord 13: “Na een rustige opening bleef zwart lichte problemen houden. Die werden erger en in het middenspel was er geen zet die geen bezwaar had. Er dreigde stukverlies en een grote koningsaanval. Zwart wilde nog wel een loper ruilen, maar na Lf1 bleef de dreiging in stand zodat Emil om ruimte te maken maar een paard offerde. De ruimte werd benut door wit. Mat kon worden vermeden, maar het eindspel was hopeloos.”

Bord 15: Joost Mooijweer – Henk van der Velde. De zwartspeler tekende over hun partij het volgende op: “In de opening won ik met behulp van een kleine combinatie een pion. Het vergde nog wel de nodige tijd om deze materiële voorsprong te verzilveren. Na vereenvoudigingen ontstond een eindspel met loper tegen paard, waarin de pluspion een meerderheid vormde die niet meer te stoppen was.”

Bord 20: Wybe Ebenhuis – Murdoch Mac Lean. Murdoch meldde dat hij “op de vijftiende zet eigenlijk al een stuk won, al duurde het nog even voordat ik dat in mijn binnenzak had. Op zet 28 had hij na acht voorbereidende zetten vrijpionnen op e2 en d2. De rest spreekt dan wel voor zichzelf. Een duidelijke overwinning voor Murdoch, dus.

Bord 23: Kees van Toor schreef over zijn partij met wit tegen Elnathan Ghebreab: “Ik speelde een minder gebruikelijke opening waarbij ik met wit 1. d4 – Pf6 2. c4 – e5 tegen me kreeg. Ik sloeg het pionoffer op e5 af en speelde 3. d4-d5. Mijn tegenstander speelde hierna 3.Lf8-c5 waarna ik deze zet met 4. e2-e3 beantwoordde.”

“Later in de partij besloot mijn tegenstander de loper op c5 via b4 op c3 te ruilen voor een paard waarna ik in het middenspel mijn voordeel kon uitbouwen. Met een aanval op zowel de koningsvleugel als op de damevleugel bezweek de zwarte stelling: 1 – 0.”

Bord 27: Gerrit Boer stuurde de volgende tekst op over zijn partij met wit tegen Arie de Jong: “In de opening verloor ik een pion waar een iets actiever spel tegenover stond. Door een onnauwkeurigheid van Arie kon ik een kwaliteit veroveren, wat later gevolgd door de ruil van een toren tegen twee paarden. Uiteindelijk kwamen we uit op een eindspel met elk een toren en ik een paard tegen twee pionnen. Na een nieuwe onnauwkeurigheid van Arie verloor hij zijn toren door een paardvork, en gaf hij op. We hadden er een goed tempo in: voor half tien was het voorbij.”

Bord 29: Kees Schrijvers tekende het volgende “kort maar krachtig op” over zijn strijd met de witte stukken tegen Willem van Randwijk: “Snel voordeel gehaald in de opening. Twee pionnen voor. Vervolgens verkeerde voortzetting gekozen. Pionnen op de a- en b-lijn had ik eerder moeten opspelen, waardoor ik de toren en de loper bij het spel had kunnen betrekken. Omdat ik te laat was, gaf ik mijn tegenstander de kans om met zijn toren op de tweede rij binnen te komen. Daarna kwam er nog een toren bij en ook nog een dame. Dit betekende uiteindelijk dat hij met zijn toren insloeg op g2 en ik kon niet anders dan mijn dame af ruilen tegen zijn twee torens. Vervolgens werd zo vaak schaak gegeven dat sprake was van zetherhaling. Dit betekende remise. Daar snapte ik nou niets van. Hij had door de loper er bij te halen met de combinatie loper + dame en de daarna oprukkende randpion de zaak kunnen oprollen. Les #1: langer nadenken hoe een voordeel benut kan worden. Les #2: men moet verbieden om eeuwig schaak te geven…”

Bord 31: Jaap van Meerkerk – Henk de Heer: Jaap rapporteerde hierover: “Een aangenomen Slaaf, waarin ik verzuimde om 5. a4 te spelen. Henks 5. … – b5 was dus te verwachten en een mooie kans op openingsvoordeel, hoewel ik wist dat de variant waarin ik nu door te snel spelen in verzeild raakte ook gespeeld wordt. Mijn paard komt dan passief te staan op a2. Het kost tijd om het via c1 en d3 of e2 weer terug in de strijd te brengen. Dat is niet bepaald mijn lievelingsstrategie. Vandaar dat ik de zaken op de koningsvleugel agressief wilde aanpakken. Henk hielp daarbij een handje door na 8. Lxc4 met 8. … – Lg4 te komen. Dat kon niet goed zijn, want via een schijnoffer op f7 (9. Lxf7+) kon ik een pion winnen. Daarna werd het bikkelen, zeg maar een gevecht om het initiatief. Ik vermoedde beter te staan, zeker omdat zwart niet meer kon rokeren. Het ging vooral om mobiliteit. Henk gooide er nog eens een pion tegenaan om zijn toren op h8 de open h-lijn te geven en bij een aanval te betrekken, maar deze lijn kon wit blokkeren met h4. Zwart koos voor een verkeerde zet met zijn dame. Zij werd achterin de witte linies op c2 geposteerd, vanwaar zij geen acties kon beginnen. Integendeel. Wit dwong haar met Tc1 de pion op b2 te slaan om vervolgens met zijn torens beslissend de c-lijn te bezetten, waardoor de gepende loper op c7 verloren zou gaan. De partij was daarmee beslist.”

Bord 33: Peter de Boer – Bernhard Ruimschoot. Dit werd het sluitstuk van de avond en een waar spektakelstuk. Beide heren maakten er een lange zit van, maar Peter kon zijn materiële voordeel omzetten in een mat op het midden van het bord. Knappe prestatie van Peter, die met de week beter gaat spelen!

Bord 37: Amon Alemyar, wiens eerder gespeelde partij tegen Jan Smit uit de eerste ronde al op de website staat, heeft het tijdens het Watertorentoernooi “prima naar zijn zin”, zei hij na de partij. Dat straalt hij uit en dat is prachtig om te zien. Hij vertelde enthousiast over zijn derde partij die hij tegen Piet Verkamman (wit) speelde: “De partij van gisteren was pittig. Piet Verkamman deed een aantal zetten waarbij ik flink moest nadenken. Hij begon met e4, ik speelde op zijn Frans met e6. Toen Piet later in de partij met c4 kwam wist ik niet wat ik moest doen, omdat ik dit nooit eerder was tegengekomen. Ik twijfelde enorm of Pc6 een goede zet was. Uiteindelijk toch gedaan om controle te krijgen over d4. Twee zetten van mijn tegenstander vond ik opmerkelijk. Hij speelde namelijk eerst h3 en even later a3. Ik vermoed om mijn lopers er van te weerhouden om te ontwikkelen. Deze zetten gaven mij de kans om toch verder te ontwikkelen. Nadat mijn tegenstander zijn zwartveldige loper ontwikkelde op e3 greep ik mijn kans. Ik zag namelijk een mooie tactiek om mijn dame op g5 te krijgen en wist namelijk zeker dat mijn tegenstander kort wilde rokeren. Daarom wilde ik mijn koningin op g5 krijgen. Nadat ik (met zwart) cxd4 deed, ging de partij zo verder: Pxd4 – Pxd4, Lxd4. Ik wilde eerst mijn paard ontwikkelen voor ik Dg5 zou spelen. Hier deed mijn tegenstander de opmerkelijke zet a3. Ik greep mijn kans door eerst zelf kort te rokeren. Daarna speelde mijn tegenstander Ld3. Dit gaf mij de gelegenheid om dxc4 te spelen, waarna wit zijn loper wel uit de kant moest halen, anders zou ik zijn andere loper met mijn dame slaan. De partij ging verder met Lxc4 Dxa5+, Lc3 Dg5, een mooi veld voor mijn dame. Hierna werd het moeilijk voor wit , omdat ik g2 dreigde te slaan, en als hij zelf kort zou rokeren, ik met mijn loper zijn h3-pion zou kunnen oppikken, waarbij ik met schaakmat zou komen op de volgende zet (tenzij hij iets zou doen om dat veld te beschermen). Hij speelde toen de sterke zet g3. Dit zag ik niet aankomen. Ik speelde toen mijn toren naar d8, wat een dreiging voor zijn dame betekende. Hij maakte toen een fout met De2 waarop ik Dc1+ speelde, waarna mijn tegenstander opgaf, omdat het daarna schaakmat in 1 was. Ik speel altijd het liefst Frans met zwart. Online speel ik dat altijd, dus ik vond het fijn om dit ook in een toernooi te spelen, aangezien ik me erg thuis voel in het Frans met zwart.”

Aan bord 45 speelden Peter Hurkmans met wit tegen René van Es. Eigenlijk speelden zij aan bord 41. Daarvoor ben ik op zijn minst u een verklaring schuldig. Door een geniale forced-pairing techniek van onze Jan Hoek van Dijke, die door afmeldingen in het weekend een viertal wedstrijden zo wist te wijzigen dat de overige 37 wedstrijden ongewijzigd konden blijven, waarvoor hulde, bleven er een drietal borden onbezet. Deze drie gedwongen paringen (ja, inderdaad, in het Vlaams klinkt dat best eigenaardig en is toch wel over het randje) kregen een bordnummer volgend op 41. En die stonden niet in de zaal. Wat volgde was dat er een viertal spelers verweesd naar hun bord liepen te zoeken.

René van Es schreef: “Peter speelde met wit en ik verdedigde met het Siciliaans. Zijn opening speelde hij gedegen en hij verraste me, waardoor ik enkele pionnen verloor en behoorlijk klem kwam te staan. Tot overmaat van ramp won hij ook nog een kwaliteit en zag ik de eeuwige jachtvelden al voor me. Wakker worden René… Maar ja zijn winst had hij niet cadeau gekregen en was al ver gevorderd met een pion, wat na 35 zetten resulteerde in een zeer sterke stelling, met notabene veel minder stukken. Hij moest drie velden continue blijven bewaken en had daar maar twee stukken voor, dus werd het gelijkspel door herhaling van zetten. En bij de analyse bleek dat Peter inderdaad die drie velden moest blijven dekken anders stond hij in één á twee zetten mat! Tja, wie is hier nu door het oog van de naald gekropen?”

Kijk hier voor de uitslagen en de stand in de Spindler Makelaars Watertorentoernooi.

Met dank aan allen die hun zegje deden!

Jaap van Meerkerk