Over prognoses, fluiten bij Schiphol en 20 mooie partijen

Al was het alleen maar om onze ratinggroepers bij de les te houden. En in ieder geval bij de prijsuitreiking aanwezig te laten zijn.

Met nog twee ronden voor de boeg wordt het de hoogste tijd voor een betere blik, of een kikke kijk op de ranglijsten. Een analyse die beoogt te leiden tot een pittige prognose van de eindstand. U ziet, ik ben overdreven met alliteraties. Wat is dat toch?

Een paar jaar geleden zoefde ik er na afloop van de Tiendagen Tata met mijn Hondaatje langs Schiphol, op de terugweg naar het normale leven. In dit geval dat van Rotterdam. Dat uurtje terug benut ik gewoontegetrouw om ‘mijn hoofd lekker leeg te maken’. Genoeg tijd om om te schakelen, zeg maar te resetten. En alwéér bleek het ‘normale leven’ toch gewoon door gegaan te zijn. Dus vroeg ik me enigszins vertwijfeld af of het geïsoleerde schaakleven in Wijk aan Zee dan wel abnormaal moest zijn. Dit overwegende werd ik suizend langs de in 2003 in gebruik genomen Polderbaan plots overvallen door iets wat ik onze ratinggroepers wil besparen. Ik meen dat ik door Gerard Kastelein via de app werd gefeliciteerd, niet alvast met het kampioenschap van Feyenoord, maar met mijn tweede plaats in groep 5. Was die laatste partij uit mijn groep dus toch totaal anders afgelopen!

Ik had me geen enkele kans toegedicht voor deze geldprijs van 20 eurootjes – ja, toen werd je nog niet afgescheept met een boekenbon – die nu door mijn neus zou worden geboord. Ik zette het onverwijld op een wanhopig bellen met de organisatie, wetende dat het tevergeefs zou zijn, hetgeen mij dagen later per mail nog eens schriftelijk werd bevestigd: wie 20 minuten na afloop van de laatste partij uit zijn groep zijn prijs niet heeft afgehaald, kan ernaar fluiten, hetgeen ik onmiddellijk in praktijk bracht door het geluid van een landend vliegtuig na te apen. Gelukkig bleek de Polderbaan met zijn 3.800 meter lang genoeg, zodat ik toch nog een aardig wijsje ten gehore kon brengen.

Mijn stemming werd er daardoor bepaald niet slechter op. Op zijn minst raar want met 20 euro was ik wel degelijk een rijker mens geworden. Ik zal mij nu verder onthouden van nadere bespiegelingen hieromtrent. Mijn leven had in ieder geval een totaal andere wending genomen, had ik die prijs geïncasseerd. Daarover graag dan meer een andere keer. Maar welke levensles valt hieruit op te maken? Dat laat zich hoop ik eenvoudig raden. Vandaar mijn oproep aan onze ratingprijsvechters: Wees op uw qui-vive welke plaats u in uw groep inneemt en of u kans maakt op eremetaal.

De hoofdgroep: 1851 en hoger

Titelverdediger Hing Ting Lai is nu dan toch echt een halfje los van de achtervolgers en heeft als enige nog geen enkel halfje afgestaan. Hoewel dit geen verrassing mag heten, was het bepaald niet eenvoudig voor Hing Ting. Hij ontsnapte tegen Paul Dekker in ronde 3 aan een vrijwel zekere remise en tegen Leo Verhoeven, stond het ook lang gelijk. Leest u de rondeverslagen er nog maar eens op na.

Met slechts een halfje minder maken Nathanaël Spaan en André Boon hun opwachting. Wie gaat de fiere koploper nog bedreigen? Boon heeft in ronde 6 een bye opgenomen. Spaan mag geen verrassing heten met deze toppositie en zal het naar alle verwachting in de voorlaatste ronde tegen Lai gaan opnemen! Hij heeft ons toernooi het vaakst op zijn naam geschreven. Voor André Boon zal zijn topplaats net als voor ons een aangename verrassing zijn. Hij is geweldig in vorm.

Daarna volgen er vijf vierpunters, allen dicht in de buurt van een prijs: Wim Posthumus, Selman Ercan, Tobias Kabos, verrassend gevolgd door Arno Luinenburg en Marcel Tillemans. FM Kabos heeft twee remises moeten toestaan tegen concurrenten Spaan en Ercan. Hij zal er alles aan doen om twee punten in de beide slotronden te scoren, genoeg voor de tweede plaats, denk ik. Maar ook Spaan en Ercan zijn daartoe in staat. Met alle respect voor de overige zojuist genoemden natuurlijk. Want dit is zeer zeker het toernooi der verrassingen! En ook het toernooi waar onwaarschijnlijk hard om de punten wordt gevochten!

Kanshebbers voor een ratingprijs (ratinggroepers):

Ratinggroep 1 1700 – 1850: Arno Luinenburg, Marcel Tillemans en Paul Wilhelm

Ratinggroep 2 1500 – 1700: Gerrit Boer, Jaap van Meerkerk en Arie de Jong

Ratinggroep 3 tot 1500: Amon Alemyar, Ger Schraa en Willem van Randwijk

Ronde 5

Laten we dan nu gaan genieten van de woorden ons door veel deelnemers toegezongen:

Bord 1: De strijd om de leiding ging tussen Hing Ting Lai met wit en de in goede vorm stekende Wim Posthumus. Wim heeft per direct een impressie ingeleverd van dit gevecht: “Na zo’n 20 zetten stond er een ongeveer gelijke stelling op het bord. FM Hing Ting Lai met wit had de partij rustig opgezet. Wim Posthumus met zwart had zijn ontwikkeling voltooid en druk op de d-lijn. Dat had de laatste wel veel meer tijd gekost. Hing Ting sloot de d-lijn af en zette op de koningsvleugel een aanval op touw. De paarden van Wim kwamen te laat, konden niet alle vitale velden meer dekken en met mat in zicht was ook zijn tijd op.”

Bord 2: Selman Ercan schrijft over zijn partij tegen FM Tobias Kabos: “Het was een ongewone opening: het leek op een Frans maar dat was het toch niet helemaal. Ik speelde al vroeg een onnauwkeurige zet waardoor zwart permanent een sterk veld op d5 kreeg. Daarna miste ik twee kansen om het enigszins gelijk te trekken en stond zwart voor het grootste deel van het middenspel beter tot duidelijk beter, met het loperpaar en controle over de a8 – h1 diagonaal. Mijn tegenstander speelde echter enkele onnauwkeurige zetten waardoor het voordeel op vrijwel de meest ongunstige manier werd verzilverd: door een eindspel in te gaan met weliswaar een extra pion, maar met alleen nog ongelijke lopers op het bord. Uiteindelijk kon ik een vesting opzetten: pionnen op de juiste kleur, loper die de zwarte vrijpion in de gaten hield, en de koning die de zwarte koning schaduwde waardoor deze op geen van beide vleugels kon binnendringen. Na lang heen en weer schuiven was remiseovereenkomst dan ook onvermijdelijk.”

Bord 3: André Boon schrijft: “Tegen Dick Straathof kwam er een Scheveninger variant van het Siciliaans op het bord. Een scherpe opening die uit kan draaien op spektakel. Dick speelde al snel met wit de breekzet e5, waarna dameruil vrijwel gedwongen was. Daarna kwam ik iets beter te staan, hij kreeg een zeer sterk paard in het centrum omdat ik verzuimde eerst b4 te spelen. Ik had daarentegen het loperpaar in een open stelling. De partij bleef lang binnen de remise marge, Dick had echter zeer weinig tijd en in de tijdnoodfase kon ik mijn b-pion laten promoveren naar dame. Mijn opponent stuurde mijn houten Willem-Alexander middels schaakjes met paard en toren van h8 naar d1 (!), helemaal via de b-lijn, zowaar een globetrotter. Toen mijn koning eindelijk op d1 aanbeland was gaf Dick op, omdat de schaakjes op zijn op de volgende zet. ‘A nice sunny walk in the park.’ En daarna feest zoals op de Coolsingel.”

Bord 4: Nathanaël Spaan – Murdoch Mac Lean: De spelers kennen elkaar goed. Vandaar dat Nathanaël voor 1. Pf3 koos en niet voor 1. e4, waarop hij Frans verwachtte. Handig als je in meerdere systemen thuis bent! Nathanaël vervolgt: “Echter Murdoch wist mij ook te verrassen door deze zet met 1. … – b5 te pareren. Theoretische paden werden zodoende al na zet een verlaten. Enkele zetten later ontstond desalniettemin een positionele stelling waarin wit iets meer ruimte had en het makkelijkere spel. Na een afruil had Murdoch een verzwakte koningsstelling die ik met een sterke loperzet in mijn voordeel wist te beslechten. Na afloop zei Murdoch dat de partij misschien wat voor de schoonheidsprijs is. De partij ga ik dan maar inleveren. De schoonheidscommissie is er tenslotte niet voor niets.” Dan maar? Hmm. Tja, ik proef de ‘nodige’ reserve: opgeven over je partij zit niet in ons culturele erfgoed, of bloed. Dank voor het inleveren, Nathanaël, wij zijn benieuwd!

Bord 5: Daniël van Loenen – Olivier Vrolijk: De zwartspeler schrijft hierover: “Ik kreeg Engels (c4) tegen. In plaats van Pc3 speelde hij loperfianchetto Lg2 met Pf3. Heel snel speelde ik de pion door van d5 naar d4, gedekt door pion c5. Hier was ik al out of book, lekker avontuurlijk spelen. Na de korte rokade speelde de wit speler meteen de breekzet b5, ik liet op c5 slaan. Door wat frivole paardzetten kon ik op c5 terugnemen. Daarna kwam het paard op e6 terecht met nog een pion op e7. Dit was mijn manco, mijn pion op e7 had in de vroege opening naar e5 gemoeten. Daniel verbeterde zijn stukontwikkeling en speelde actief. In het middenspel heb ik alles net kunnen houden, mede door een stukoffer dat niet genomen kon worden in verband met een tussenzet. Na diverse pogingen van wit om aan te vallen, die niet doorsloegen en mede door het kwaliteitsverlies wat Daniël leed bood hij remise aan. Een wat onduidelijke stelling, mijn toren die opgesloten leek en door mijn achterstand op de klok vond ik het best. Een leuke en interessante partij!”

Bord 6: Arno Luinenburg schrijft over zijn strijd met Kees van Toor: “In een Bogo-Indische opening kreeg ik met zwart een vrijwel winnend eindspel. Ik verprutste de beste voortzetting en kwam in een toreneindspel met pluspion. Ook daar vond ik niet het beste en er kwam een enkeltoreneindspel op het bord met een zwarte pion op a3 (naar a1) en een witte pion op f2 (naar f8). Die afstand bleek te groot. De pion ging naar a2, toren ertussen en het was afgelopen.”

Bord 8: Aan dit bord zitten Johan van de Griend en Andrzej Pietrow. Johan stuurde spontaan deze mail: “Ik neem aan dat je wel weer met een vraag was gekomen. Laat ik je dus even voor zijn. Hierbij een stukje over mijn partij tegen Andrzej Pietrow.” Kijk, dat noem ik nou voorzienigheid of zit ik nou te zwetsen? In ieder geval kunnen we Johan een vooruitziende blik toedichten, want inderdaad, hij is me net even voor!

“Andrzej speelt tegen de Siciliaanse verdediging vrijwel altijd 2. g3. Ik heb me daarop goed kunnen voorbereiden. Ik had met een engine gezien dat de zwarte dame op a6 terecht kon komen waarbij de waardering 0.0 wel werd gegeven. Die betreffende variant kwam inderdaad op het bord. Later in het middenspel dacht ik het initiatief te kunnen grijpen. Dat was een misrekening en kostte me een belangrijke pion. Het toreneindspel met een pion minder voor me was duidelijk beter voor Andrzej. Gezien zijn expertise met toreneindspelen (zie onder meer de rubriek Partij van de Week op de website) hield ik al rekening met een nederlaag. De verdere afwikkeling was echter niet foutloos, zodat ik bij het uitvluggeren toch nog remise kon bereiken.”

Bord 10: Leo Verhoeven schreef het volgende: “Ik speelde met wit tegen Amon Alemyar die ik paar dagen eerder als lid van onze vereniging had mogen inschrijven. Daarom met extra plezier aan de partij begonnen. Dat gevoel zakte weg toen ik in een voor mij minder gelukkige variant van de Stonewall was beland. Niet echt slecht maar moeizaam. Na een zet of 15 stond het gelijk met nauwelijks kans voor mij om wat te bereiken. Maar ik had geluk. Amon speelde te snel en vergiste zich. Hij investeerde twee stukken in een koningsaanval die tot mat moest leiden. Maar mat zat er niet in. De witte koning liep ontspannen uit de vuurlinie. Amon gaf de partij terecht gelijk op: jammer van deze keer, maar het komt zeker goed.”

Bord 11: Paul Wilhelm schrijft over zijn partij tegen Willem van Randwijk: “Een Slavische partij waar zwart zijn c4 pion eerst verdedigde en later toch maar teruggaf. Wit kreeg sterke druk op de hele zwarte stelling, rond zet 18 was er bijna geen zet voor zwart zonder groot nadeel. Uit arren moede offerde Willem maar een stuk, maar dat versnelde het einde van de partij. Overigens speelt van Randwijk veel sterker dan zijn toegekende rating.”

Bord 12: Paul Dekker – Arnout van Kempen. Paul schrijft: “Vanuit de Sveshnikov-variant van het Siciliaans ontspon zich al ras de strijd om veld d5. Toen die op zet 18 voorlopig tot stilstand was gekomen, dacht wit (Paul) op de koningsvleugel tot verdere actie te kunnen overgaan met de zet 20. g4!? Dat pakte echter verkeerd uit door krachtig tegenspel van zwart (Arnout). Wit zag zich gedwongen middels een pionoffer de g- en f-lijn gesloten te houden voor beide zwarte torens. Toen even daarna ook nog de hinderlijke zwarte loper op f4 tegen het witte paard geruild werd, kon wit even ademhalen. Die adempauze benutte hij om een tegenoffensief via de c3 – h8 diagonaal en de open e-lijn in te zetten. Met een kwaliteitsoffer, toren tegen loper op e6, schiep wit zich plots tegenkansen, temeer daar de zwarte dame buitenspel stond op h5. Uiteindelijk moesten wij beiden in remise berusten door een niet te ontwijken herhaling van zetten door schaakjes van de witte dame i.s.m. de witte loper.”

Bord 13: Bram de Knegt tegen Frank van Zutphen. Frank schrijft hierover: “Ik dacht wel aardig uit de opening te zijn gekomen, tot er als donderslag bij heldere hemel een paard op d6 mijn stelling binnen komt. Tja, lastig, kiezen tussen de volgende kwaden: een kwaliteit verliezen zonder compensatie of een pion verliezen zonder compensatie. Ik zag het op dat moment tamelijk somber in. Gelukkig vond ik nog de derde alternatief, een pionoffer waardoor ik in ieder geval actief spel en nog wat praktische kansen kreeg. Bram speelde het vervolg niet helemaal secuur, waardoor ik een aanval kreeg die doorsloeg. Dat had achteraf veel slechter (voor mij dan) af kunnen lopen!”

Bord 15: Marcel schrijft over de partij Marcel van der Linden – Marcel Terluin: “In een onorthodox gespeelde opening van beide partijen gingen in na 12 zetten beide d- en e- pionnen eraf evenals de dames. De stelling stond toen ongeveer gelijk. Na gemanoeuvreer van beide kanten deed wit (die twee zetten eerder een remiseaanbod had afgeslagen) zelf een remise aanbod na de enige zet te doen die in de stelling een (gepende) pion weggaf. Uiteraard won zwart gretig de e-pion. Richting een eindspel met een pion meer ontstond de volgende stelling waarin zwart met een tactische wending handig wist af te wikkelen naar een technisch gewonnen paard eindspel. Stand na 36. … – Pc4. Wit: Kc2, Tf2, Lg2, Pd3 pi a2, b2, c3, g4, h3. Zwart: Kc7, Tg3, Le5, Pc4 pi a7, b7, c6, f6, g5, h7. Na 37. Pxe5 – Txg2! 38. Pd3 – Pe3+ 39. Kb3 – Txf2 40. Pxf2 – f5 en verzilverde zwart de winst in dit paardeneindspel (0 – 1 op de 64ste zet).”

Bord 19: Kees Schrijvers – Arie de Jong. Arie speelde een Aljechin, en dan moet je oppassen. Hij weet daar van alles van. Vooral venijnige variantjes. Het werd een fraaie partij die hij in het eindspel besliste. Ik heb van hem de volledige notatie. Arie zit in de jury van de Spindler Makelaars Spektakelprijs, dus maakt hij zeker een goede kans 🙂 De opening (ruilvariant) was volgens boekje, maar Kees koos voor een lijn waarin een trucje zat en Arie kon een kwaliteit winnen. Vanaf 16e zet stelling speelt Arie het eindspel zo uit: Wit: Kg1, Ta1. Tf1. Ld2, pi a2, b2, c4, d4, f2, g2, h2 en zwart: Kg8, Ta8, Pb6, Pc6, Lg6 pi a7, b7, c7, d6, f7, g7. h7. Het vervolg: 17. c5 – Pd5 18. cxd6 – cxd6 19. Le3 – Te8 20. Tfe1 – Pcb4 21. Ld2 – Kf8 22. Txe8 – Kxe8 23. a3 – Pc2 24. Tc1 – Pxd4 25. Te1 – Kd7 26. Le3 – Pc2 27. Te2 – Pcxe3 28. fxe3 – Le4! deze zet is de weg naar de winst! 29. Kf2 – f5 30. g3 – Pf6 31. h3 – d5 32. Td2 – Ke6. 33. b4 – Pd7 Nu nog het paard naar het beste veld brengen. 34. Td1 – Pb6 35. Tc1 – Pc4 Alle lijnen dicht voor de toren! 36. Tc3 – b5 37. g4 – fxg4 38. hxg4 – Ke5 39. Tc1 – Pxa3 40. Ta1 – Pc2 41. Txa7 – Pxb4 42. Txg7 – Pd3 43. Ke2 – Kf6 44. Tg8 – b4 45. g5 – Kf7 46. Tb8 – Kg6 47. Tg8 – Kh5 48. Kd2 – b3 49. g6 – hxg6 en wit gaf op.

Bord 20: Over de partij Davin Mostert – Jan ten Brinke schrijft de witspeler: “Uit een achter het bord verzonnen variant van het Frans leek ik met wit iets beter uit de opening te zijn gekomen. Met enkele zetten in het middenspel verbeterde ik mijn positie. Jan ten Brinke wilde een verdere verbetering afwentelen met een tussenzetje, maar dit kostte hem een kwaliteit. Hij kreeg echter wel weer beter spel en voerde de druk op. Na precies verdedigen en opnieuw verbeteren van mijn positie kwam ik in een gewonnen stelling. Toen Jan een loperoffer accepteerde stond hij direct mat.”

Bord 21: Arno van Houten schrijft: “Met zwart tegen Gerard Kastelein, altijd lastig. Gerard is een gevaarlijke tegenstander, tactisch scherp. Wat ik met name leuk vind aan het spel van Gerard is zijn bereidheid om risico’s te nemen. Hoewel dat aan zijn eerste zet, 1. Pc3, niet was af te lezen. Overigens ook niet aan mijn eerste zet, 1. … – d6. Via zet verwisseling kwamen we terecht in een Philidor. Gerard offerde op de op de zevende zet zijn loper om vervolgens mijn toren op a8 te winnen. Vanaf dat moment was de materiaalverhouding uit balans. Op langere termijn wint zwart het witte paard op a8 en kan de partij met ‘imbalances’ beginnen. Gerard investeerde te veel tijd in de verdediging van het paard op a8. Ondertussen kon ik al mijn stukken activeren. Noodgedwongen moest Gerard zijn dame offeren, vanaf dat moment was mijn aanval niet meer te stoppen. Gerard verdedigde zich goed maar mat was uiteindelijk niet te voorkomen.”

Bord 22: Pim Kleinjan – Henk van der Velde. Pim, die in de derde ronde tegen Hing Ting Lai mocht aantreden en in ronde 4 tegen Olivier Vrolijk, moest nu al weer tegen een kanjer. Pim moest wel even slikken. Hij vertelt: “Ik baalde dat ik weer tegen zo’n sterke speler moest (2096). Maar goed, het was feest (Feyenoord) en ik had wit. Net als tegen Hing Ting denk je dan dat je helemaal niet slecht staat (zeiden anderen later ook), maar ineens zit je in de problemen. Ik werd ge-h-lijnd maar kon mat nog net voorkomen waarna ik door een vorkje de dame verloor tegen T + L. In tijdnood verloor ik de loper waarna ik opgaf.”

Bord 23: René van Es, die tegen Foek Tsai speelde, tekent het volgende op: “Foek was op het einde iets te gretig en dacht niet goed na over mijn loperoffer. Hij meende na het slaan van mijn loper, toch nog mijn pion te kunnen tegenhouden… wat dus niet het geval was.”

Bord 27: Shau Ming Yuen versus René Geuskens: René schrijft: “Een Winawer kwam op het bord, meer bepaald de zogenaamde Petrosianvariant. Op de 20ste zet offert zwart zijn koningspaard op e5, waarna hij een sterke aanval krijgt doordat één van de witte paarden midden op het bord gepend staat en blijft staan en uiteindelijk wordt dit wit fataal. Alhoewel het spel van zwart hier en daar niet helemaal nauwkeurig was, zeker een partij, waarop de zwartspeler met voldoening terugkijkt.” Ook René heeft zijn partij ingeleverd voor de sms-prijs, dus we gaan het zien!

Bord 35: Jan Elso Ploeg – Herman Beerling. De witspeler doet verslag: “We gaan voortvarend van start en binnen 5 minuten staat er na 1. e4 – e5 2. Pf3 – Pc6 3. Lb5 – a6 4. La4 – Pf6 5. d3 – b5 6. Lb3 – Lc5 7. c3 – 0-0 8. 0-0 – d6 9. h3 – Lb7 10. Lc2 – Te8 een evenwichtige stelling op het bord. Er volgt 11. d4? – exd4 12. cxd4 – Lb6 waarna wit zijn slechte vorm verraadt met 13. e5?? Zwart snoept de pion die wit laat vallen probleemloos op en wits stelling is eigenlijk uitzichtloos, maar er staat teveel op het bord om nu al om op te geven. Een zet of 12 en de nodige fouten later krijgt wit echter alsnog de overhand en op zet 30 beginnen we aan een eindspel waarbij wit met twee torens en vijf pionnen net iets sterker is dan zwart met een paard, een toren en zes pionnen. Wanneer na nog eens 30 zetten de witte e-pion gaat promoveren is mat onvermijdelijk en gooit zwart de handdoek in de ring.”

Dat was het weer voor deze keer. Ronde 6 wacht op u!

Kijk hier voor de uitslagen en de stand in de Spindler Makelaars Watertorentoernooi.

Jaap van Meerkerk en onze co-auteurs.