Over een carnavalspak, reuzegong, uitroken en veel prachtpartijen
Schreeuwen door een microfoon, of erger, een megafoon. Ja dat lijkt me een prima idee. Of wat dacht u van een gigantische gong? Heerlijk. Kun je lekker op rammen en de volgende ronde kan beginnen.
Heeft iemand zo’n ding thuis liggen? Meenemen! En een carnavalskostuum erbij aantrekken! Ja, ook prima idee. Nog meer aandacht. En dan de slotronde openen. Lijkt me geweldig.
Hoewel het zo gezellig is, even voor de aanvang van een volgende ronde, en iedereen met de spanning in zijn lijf zo ontspannen mogelijk probeert over te komen, zijn tegenstander nog even taxeert, afleidt, trapt, uitrookt (o nee, dat moet al sinds de vorige eeuw buiten), uithoort (heb je je een beetje kunnen voorbereiden? Of, nog leuker, wat ik Arie onlangs hoorde zeggen: “Wat speel jij ook al weer op 1. e4?”) of koffie aanbiedt…
Op dat moment dus loop ik een beetje te zeuren en aandacht te trekken. Maar dan na de denkbeeldige gongslag (Tata!) neemt oorverdovende stilte, onverwacht zoals de donder op de bliksem volgt, de speelzaal in bezit en begint een waarachtig schaakgenot. Soms verlang ik nog dat moment. Die plotselinge stilte waarna slechts tevreden tikkende schaakklokken drieënhalf uur alle ruis en gedruis als stofzuigers leken op te zuigen. Vruchteloos verlangen naar geluiden uit een vervlogen eeuw.
Nog even controleren of iedereen een tegenstander heeft en zo niet of de klok in werking is gezet. Dan wordt ook ik rustig en haast me relaxed op mijn tegenstander van die avond af, die mijn klok sympathiek in de ruststand op me wachten laat, om even later als vanzelf aan te slaan en niet meer rusten wil. Jan trakteert me niet geheel onverwacht op een systeem gerangschikt onder de noemer van Torre-London-Colle en biedt geurende koffie aan.
Wat moet mij nog even van het hart? In de jaren 70 hadden wij in de eerste schoolkrant van die tijd, aan de H.J. van Wijlenschool, voor een dergelijk thema de rubriek ‘Wist u dat…?’ bedacht. Deze rubriek werd vooral gebruikt om rake roddels te kunnen verspreiden. Eén van mijn leerlingen uit die tijd was Henk van der Velde. Hij zat toen een drietal jaren in mijn klas (hoe hield ie dat uit) en zal het zich nog wel herinneren. De schoolkrant heette De Beukel, genoemd naar de drukke nabijgelegen Beukelsweg. Ik begon toen mijn eerste schoolschaakclub, met een van wasmachineplaat vervaardigd demonstratiebord, waarop met hand gezaagde en van magneetjes voorziene schaakstukken voortbewogen, gelijk slaven langs diagonalen heen en weer gevlogen.
Wist u dat … het tijdens het increment lastig is om 3x dezelfde stand aan te tonen? En wist u hoe je dat eigenlijk hoort te doen? Voor de tweede keer dit toernooi mocht ik hier als wedstrijdleider/arbiter iets mee. Ter verduidelijking, de gang van zaken is als volgt: wie aan zet is en remise wil claimen op grond van 3x dezelfde stelling, doet dat als hij aan zet is. Hij claimt remise voordat hij de betreffende zet – waarna voor de derde keer dezelfde stelling ontstaat – uitvoert. Het kan natuurlijk zo zijn dat de tegenstander hier om wat voor reden ook, niet mee akkoord gaat. Dan zet hij de klok stil en haalt de wedstrijdleider erbij. Heeft dit voorval plaats tijdens het zogenaamde increment (een hoeveelheid tijd (van 2 tot 60 seconden; in ons toernooi is dat 15 seconden) die toegevoegd wordt voor het doen van een zet) dan is de situatie lastig, want er worden geen zetten meer verplicht genoteerd. De claim is dan discutabel.
In vrijwel alle gevallen komen beide spelers hier natuurlijk zelf wel uit. Je weet immers of dezelfde stelling twee of drie keer verschijnt. Toch kan het in alle hectiek spelers ontgaan. Om gedoe en geruzie te voorkomen: Klok stilzetten en wedstrijdleider erbij halen, die met beide spelers overlegt. Komen we er samen niet uit, dan zal de wedstrijdleider de volgende zetten blijven volgen totdat hij zelf drie keer dezelfde stand constateert en de partij alsnog remise verklaart.
Maar laten we nu ons oor te luisteren leggen naar wat onze inzenders van deze ronde te vertellen hebben!
Bord 1: Nathanaël Spaan mag het met wit aan bord 1 tegen FM Hing Ting Lai gaan proberen en rapporteert: “In een ongebruikelijke variant van de Caro-Kann wist Hing Ting zonder moeite de stukken naar de juiste velden te dirigeren. Het paard ging van e7 naar c8 en a7 om vervolgens op b5 te belanden. Later in de partij zette Hing Ting een valletje op waar ik met open ogen intrapte. Dit kostte mij een pion en uiteindelijk de partij. Tegen spelers met 2300+ zet ik ook wel eens een valletje op, maar meestal trap ik er dan zelf in. Na wat gespartel mijnerzijds duurde het niet lang tot er maar een juiste zet was: de koning omleggen.”
Hing Ting schrijft op dinsdag over deze partij: “Gisteren was natuurlijk een belangrijke partij voor de titel, waarbij het zaak was om vooral niet te verliezen. Ik had weliswaar zwart, maar zag dat niet per sé als nadeel. De opening was een Caro-Kann en dat werd een doorschuifvariant met een positioneel karakter. Het was lange tijd ongeveer gelijk met beiden wat troeven, maar plots blunderde Nathanaël een belangrijke centrumpion en toen stond de tweede pion ook op instorten en duurde het niet zo lang meer om het punt binnen te slepen.”
Bord 2: Marcel Tillemans – Selman Ercan. Marcel schrijft: “Ik voelde mij een beetje opgelaten, zittend op bord 2 tegen Selman Ercan, met 4 uit 5 na een lucky win tegen Anton van Berkel de ronde ervoor. Een ratingverschil van dik 300 punten ook. Maar goed, de beginstand is hetzelfde toch? En zie wat er gebeurde (de partij is ingestuurd voor de sms-prijs, red.). Ik ben tevreden met de partij, zwart heeft geen concrete blunders begaan, alleen hier en daar een mindere voortzetting.” Een hele knappe overwinning voor Marcel!
Aan bord 3 mag de in dit toernooi bijzonder sterk voor de dag komende Arno Luinenburg het opnemen tegen FM Tobias Kabos. Arno schrijft: “Na een Ponziani-opening kreeg ik door een experiment een minder eindspel wat plotseling door een open b-lijn werd goedgemaakt waardoor ik ruim voldoende tegenkansen kreeg en op meer uit was. In de slotfase kon ik gelijkspel handhaven maar verprutste mijn stelling door een beoordelingsfout. Rond 23.25 uur was de partij als een van de laatste uit.”
Bord 4: Wim Posthumus – Leo Verhoeven. Wim schrijft hierover: “Weer twee clubgenoten van Erasmus tegen elkaar. Natuurlijk koos Leo Siciliaans tegen e4 van mij. In de Najdorf vervlakte het initiatief van wit. Leo kon het thematische d5 doorzetten en omdat hij eerder het loperpaar had veroverd, stond hij in hogere zin gewonnen. Uit de vele goede voortzettingen koos Leo ervoor om een pion in de aanval te steken bij krapper wordende tijd. Ik gaf de pion terug en het loperpaar werd ontmanteld. Daardoor was het gif uit de aanval en werd tot remise besloten.”
Bord 5: Frank van Zutphen – Paul Wilhelm. Frank schrijft: “Zo rond 20.15 uur won Paul met een niet al te ingewikkelde combinatie een pion, maar achteraf bleek dit helemaal niet goed te zijn. Ik kreeg wel goed spel en mijn stukken stonden op de goede plek. Reden om een remiseaanbod af te slaan. Maar ik kwam er toch niet doorheen en in tijdnood kwam Paul er sterk uit. Na wat foutjes wederzijds kwam er een toren + paard eindspel op het bord met een pion minder voor mij. Paul nam daar in een iets betere stelling mijn remiseaanbod aan.”
Bord 7: Leo de Jager – Andrzej Pietrow. De zwartspeler meldt over deze partij: “Mijn partij was een vervolg van mijn discussie met Leo over de Colle-opening en werd door mij ook een beetje als revanche gezien voor mijn nederlaag met die opening tijdens de clubfinale van dit seizoen. Ik wijk na de opening af van onze eerder gespeelde partij en heb een nieuwtje op de 13e zet in deze wel bekende variant voorbereid. Leo reageerde niet adequaat en belandde vervolgens in een mindere stand in een eindspel met lichte stukken. Leo maakte vervolgens niet van alle verdedigingsresources gebruik, wat resulteerde in een nogal makkelijke winst voor zwart.”
Bord 8: Johan van de Griend, achter de witte stukken, schrijft over zijn partij: “Wybe Evenhuis en ik speelden een Siciliaanse partij, waarin de eerste 12 zetten theorie waren. Achteraf zag ik dat ze al eerder waren voorgekomen in partijen van grootmeesters. Het stond toen ongeveer gelijk. Daarna dacht ik een koningsaanval te krijgen na het oprukken van de f-pion naar f6. Wybe counterde echter goed en had toen voordeel. Hij kon een pion winnen, maar liet dat na. Er zat een paar zetten later echter een grapje in de stelling, dat Wybe overzag. Ik kon afwikkelen naar een gelijkstaand toreneindspel, dat na nog een paar zetten remise werd.”
Bord 10: Aan dit bord speelt zich een aparte strijd voor. Een strijd om de openingskeuze. Of, wie verrast wie. Het gaat om de wedstrijd Murdoch Mac Lean – Henk de Kleijnen. Murdoch had Frans verwacht op zijn 1. e4, maar Henk ontweek deze opening bewust en koos voor deze gelegenheid voor het verrassende Scandinavisch. Murdoch: “Hahaha, weer een tegenstander die geen Frans (tegen mij) durft te spelen!” Kennelijk ben jij er dus een meester in Murdoch. Een tactische zet van Henk dus, die zijn tegenstander natuurlijk snel op onbekend terrein wilde lokken. Niks mis mee natuurlijk. Henk koos dus voor 1. … – d5 waarop Murdoch “weer eens wat anders, Ld3 speelde.” Daarmee werd Henk waarschijnlijk ook weer uit zijn voorbereiding gehaald. “Wit kreeg daarna eigenlijk het hele bord voor zichzelf.” Na het dubieuze 15. … – c5, was het volgens de witspeler snel uit: 1 – 0.
Bord 11: Arno van Houten – Gerrit Boer. Gerrit schrijft: “De partij begon van de kant van wit vrij passief. Tenminste, zo kwam het op mij over. Wit rokeerde niet, maar forceerde mij met een sterk paard op f5 dit wel te doen. Daarna dreigde Arno met een aanval op de koningsvleugel, die ik wel kon pareren. Maar op de damevleugel liet ik toe dat hij een pion veroverde, wat ik niet had moeten toestaan. De druk op de damevleugel werd met enkele vrijpionnen zo groot, dat ik ondanks wat pogingen in troebel water te vissen, zijn evenwichtige zetten niet kon pareren. Na 46 zetten was het afgelopen: 1 – 0. Terecht verloren, wel leerzaam.”
Bord 13: Henk van der Velden – Anton van Berkel. Anton schrijft: “Ik mocht aantreden tegen een speler met een rating rond de 2100. Op voorhand kansloze zaak, maar om me nou meteen gewonnen te geven, had ik ook geen zin in. De opening: 1. c4 – e5, 2. g3 – f5, hopende van de theorie verlost te zijn. En zowaar, hij begon veel tijd de spenderen, zeker na het vervolg 3. Lg2 – Pf6, 4. d4 – e4, 5. Ph3 – c5 (iets te enthousiast), 6. d5 – d6, 7. Pf4 – g5. De dood of de gladiolen, bedacht ik me op dat moment, al zullen er weinig Grieken/Romeinen in de oudheid zijn die daarbij destijds aan schaken dachten, eerder aan hardlopen, speerwerpen, schermen of zoiets. Maar om nou mijn schermfloret mee te nemen naar het schaken leek me iets te veel van het goede, liever een hoop moed en geloof. Het lukte Henk in ieder geval niet g5 goed te weerleggen. Ik kreeg alle stukken in beweging, beiden rokeerden lang en zo waar, ik had een paar leuke valstrikken … die hij doorzag, helaas nog geen gladiolen.”
“Uiteindelijk resulteerde een eindspel met ieder twee lopers: potremise. De bloemetjes kwam in zicht. Maar helaas, Henk had nog een truc … die ik wel gezien had, maar ik verrekende me een tempo in tijdnood. De gladiolen leken plaats te gaan maken voor de dood, ik verloor een pion. Desondanks gaf good old (rare uitdrukking eigenlijk, zo old is ie niet, maar good young Frank klinkt niet) Frank na afloop aan dat ik Henks loper had kunnen winnen ten koste van een pion. Zo vleugellam is Frank niet, ondanks zijn gewonde vleugel. Terug naar de partij: constante tijdnood, geen idee of ik met mijn koning en/of loper de vrijpion op b4 moest tegenhouden en dan komt ook nog die witte zwarte loper (of hoe noemen schakers dat, de kleur is wit en hij speelt op de zwarte velden; bij dammen heb je dat probleem niet en speel je altijd op de zwarte velden, tenzij je aan Turks dammen doet … hmm, het verslag wordt zo een chaos) van Henk er doorheen fietsen. Meneer Hein kwam gevaarlijk dichtbij met zijn zeis, terwijl ik alleen maar bloemetjes wilde.”
“Toen schoot me in tijdnood een les te binnen van toreneindspellen: je moest actief zijn met de toren, niet de pionnen blijven verdedigen, maar zelf op jacht gaan en desnoods maar de pion verliezen, die je verdedigt. Helaas, geen toren te zien, alleen lopers. Zou het wellicht ook voor lopereindspelen gelden? Tijd is op, beslissen Anton! Oké, pion opgeven en zelf op jacht. Het leek een raar plan, maar het werkte wel. Henk offerde zijn witte witte loper tegen 2 pionnen, kreeg naast de b4 pionnen ook nog een vrijpion op f6 en d4, maar ik vond een verdediging met tussenschaak. Daardoor werden beide zwarte lopers geruild, waarna mijn zwarte witte loper zowel zijn f3 pion kon tegenhouden als mijn eigen vrijpion op e4 dekte en mijn koning die de andere vrijpionnen in dwang hield volgens een principe dat ik nog kende van een schaakspelletjes op een schaakserver (schaakopgave tussendoor voor de geïnteresseerden: wit pionnen op a2, b2, c2 en koning op d1, zwart pionnen op f7, g7, h7, koning op e8, wit speelt en wint … een verkeerde zet en het is remise, nog een verkeerde zet en je verliest). Er kwam steeds dezelfde stand op het bord, maar hoe bewijs je dat zonder notatie? Ik claimde de remise, maar kende de schaakregels hieromtrent niet. Gelukkig kwam de arbiter toegesneld, die besloot tot de remise, door als oud-docent zijn oud-leerling te vragen of het al 3 keer dezelfde stand was. “Al wel 6 keer”, zijn antwoord. Remise, de schitterende gladiolen waren verdiend … en niemand had ze bij zich voor mij.”
Bord 14: Arnout van Kempen – Kees van Toor. Arnout bericht over deze partij het volgende: “Na de doorschuifvariant in de Caro-Kann werd zwart op zevende zet met een dame-uitval naar h4 geconfronteerd. Dankzij een paard op f4 ruilde ik loper op g6 waarna zwart een dubbelpion had. Daarna heb ik 25 minuten gebruikt om te zoeken naar een goed vervolg. Ik speelde na lang nadenken de zet gxh5 waarmee ik zwart vrijwillig de h-lijn gaf. Op zet 10 speelde zwart een gemene zet. Mijn loper op e2 had de zwarte toren op h5 eraf kunnen slaan, maar omdat mijn paard op c3 gepend stond zou zwart na slaan op h5 een schaak hebben op e4 en daarna mijn witte toren op h1 eraf slaan. Of ik had de keuze om pionnen te verliezen tegen kwaliteit en slechte pionstructuur. Met Le3 werd deze mogelijkheid geneutraliseerd. Hier had ik circa 30 minuten minder op de klok.”
“Nadat ik lang gerokeerd had en zwart ook speelde ik de zet Lg4. Hierna kwam zwart met een grote verrassing : Op zet 15 volgde Pxe5 (stukoffer). Daarna volgde Lg4xf5 (toren eraf), Pe7xe5,dxe5 en d4. Mijn paard op c3 en dame op d2 stonden gepend. Ik had berekend dat Le3-g5 de zaak redde. De zwarte dame op h4 stond aangevallen evenals de zwarte toren op d8. Na zet 21 volgde gedwongen dameruil en stond ik twee kwaliteiten voor. Ik had zelfs 40 minuten minder dan mijn tegenstander maar met zo’n 15 minuten te gaan voldoende tijd. Wit had een mindere pionnenstructuur. Met de toren op g5 ruilde ik zwarts lastige paard op f5 en daarna was het min of meer bekeken.”
Bord 17: Victor Hooftman schrijft over zijn partij tegen René van Es: “René speelde Lb5 in het Siciliaans en ruilde het paard op c6. De partij kwam redelijk vast te staan. Ik had mij voorgenomen te winnen. De constante remisestroom in dit toernooi moest doorbroken worden. Ik moest forceren en René had de kans daardoor alles gevaarlijk open te gooien, compleet onoverzichtelijk zou het worden, achteraf gezien waarschijnlijk goed voor remise. Hij durfde dat niet en daardoor kreeg ik via een penning die de gehele partij duurde voordeel wat ik in de tijdnood fase van René wist te verzilveren.”
Bord 19: Peter Weeda – Shakir Salih. Peter schrijft: “Mijn tegenstander Shakir Salih speelde het Boedapestgambiet, waar ik zoals altijd tamelijk behoedzaam tegen speel. Ik kon wel vlot ontwikkelen en mijn tegenstander dreigde veel maar rokeerde pas heel laat. In het middenspel kreeg ik spel door ontwikkelingsvoorsprong, liet de eerste kans op voordeel liggen op zet 17, maar kreeg op zet 27 een tweede kans die ik wel pakte. Dat leverde een paard op en tevens een gewonnen stelling.”
Bord 23: Andries Schukking – Wim Verkerk: Andries schrijft: “In mijn partij tegen Wim Verkerk werd al in de opening zowat het hele centrum afgeruild met open d-, e- en f-lijnen tot gevolg. Toen de rook was opgetrokken had ik een behoorlijke ontwikkelingsvoorsprong met allebei mijn torens reeds in actie terwijl Wim’s damevleugel nog volledig onaangeroerd was. Daar stond tegenover dat mijn koning kwetsbaarder was, hetgeen door Wim benut werd door eerst schaak te geven en nadat mijn koning uitweek mijn dame met zijn loper te pennen. Gelukkig kon er nog een toren tussen en kwaliteitsverlies was het gevolg met direct er na dameruil. Volgens mij was dit verlies met zorgvuldiger spel te vermijden geweest maar ik was op zoek naar een snelle remise om vroeg naar huis te kunnen en speelde veel te snel. Een blunder dus. Vervolgens deed ik nog al het mogelijke om het Wim met een kwaliteit achter zo lastig mogelijk te maken, maar het spel was eigenlijk gewoon uit. Tot Wim zelf ook blunderde door twee zetten te verwisselen en mij zo een hele toren cadeau te doen. Nu was het voor Wim niet meer te houden en kon ik eenvoudig afronden.”
Bord 24: Bernhard Ruimschoot – Ton Dulk. Eén van de verrassingen van de avond! En ook één van de partijen die als laatste eindigt, er wordt hard gestreden om dit punt! Bernhard staat een kwaliteit voor tegen een pion. Maar de torens van Bernhard zijn heel gevaarlijk en in tijdnood maakt Bernhard het af. Een hele fraaie overwinning!
Bord 25: Carel Keller – Gerard Kastelein. Carel wist dat het ging komen. Creatieve aanvalszetten, combinaties, offers, h-lijntjes of erger. Gerard weet van wanten. Dat het overigens niet altijd correct blijkt, weet Gerard als geen ander. Maar niemand minder dan Tal, wereldkampioen schaken in 1960 na zijn overwinning op Botwinnik (vervelend woordgrapje uit die tijd: Speel ik tegen Bot dan win ik; nou, wie Bot is, hoef ik u zeker niet te vertellen), is hem voorgegaan in dit type spel.
Op Wikipedia staat een prachtartikel, dat je beslist eens moet lezen. Daaruit het volgende fragment: Tal trok niet alleen de aandacht door de snelheid van zijn opkomst, maar ook door zijn bijzonder aanvallende speelstijl. De ‘Tovenaar van Riga’ speelde offers die niemand zou durven, en ook niet altijd correct waren. Ik kan me zo voorstellen dat Tal vaak gedacht moet hebben: “Hier, pak aan, en zoek het nu maar lekker zelf uit, achter het bord!” Ik speel samen met de Tovenaar van Boxtel in het tweede team van Dubbelschaak, Noord-Brabant (Boxtel: dat is richting Moskou en ergens rechtsaf). We spelen daar op zaterdagmiddag zo’n 7 tot 9 wedstrijden per jaar. Ook in het Brabantse heeft Gerard naam gemaakt met zijn Tal-stijl. Meer weten? Lees de externe verslagen op de website van SV Dubbelschaak er maar op na. Of vraag het aan Cor van As. Die volgt onze verrichtingen nauwgezet. Overigens, ook Cor heeft die stijl, en staat bekend om zijn verschrikkelijke As-aanval.
Welnu, Carel was dus gewaarschuwd. En ja hoor, toen ik maandag na ons wekelijkse zwemuurtje op een zonnig terras rond 10 uur de partij van Carel, Tovenaar der Windas (het zwembad te Bergschenhoek dus), kreeg opgediend zag ik een pijlsnel h5 na nog geen 6 zetten geloof ik. Wat te doen? Meer weten? Best, ik hou het kort: Wit kon niet tijdig zijn stukken naar de bedreigde koningsveste paraderen, verspeelde ook nog eens een kostbaar tempo, bracht Gerard van zijn stuk door zelf een stuk te offeren! Kortom, een erg leuke partij. Jammer van dat tempoverlies van de witte dame. Daarna kon Gerard zich heerlijk uitleven, al zaten er toch nog enkele venijnige variantjes in voor wit.
Bord 36: Peter Hurkmans – Joost Mooijweer. Peter vertelt: “Zijn zet 6. Lb5 kostte zwart een pion. Zwarts c5 op de 19e zet was sterk, wits dame stond gepend en dat leverde Joost een pion op. Een te gretige aanval (paardvork) op de dame op zet 21 kostte Joost een stuk. Hij gaf meteen op.”
Met dank voor alle ingeleverde verslagen en verhalen!!!
Kijk hier voor de uitslagen en de stand in de Spindler Makelaars Watertorentoernooi.
Jaap van Meerkerk