Op 13 oktober jongstleden overleed grootmeester William (Bill) Lombardy op 80-jarige leeftijd.

Hij won in 1957 het jeugd wereldkampioenschap met de ongeëvenaarde score van 11 uit 11, werd de secondant van Bobby Fischer in het interzonale toernooi van Portoroz in 1958 en was later Fischers coach tijdens de match om het wereldkampioenschap in 1972.

Mijn aandacht werd getrokken door een foto (zie rechts), die het overlijdensbericht begeleidde.

We zien het Amerikaanse studententeam van 1960 met onderaan de vliegtuigtrap William Lombardy. Voor hem staat een speler met een achternaam die momenteel vele verontwaardigde tongen losmaakt: Weinstein (Harvey Weinstein, de filmmagnaat die het veld moest ruimen na beschuldiging van aanranding).

In de schaakwereld wordt die naam vooral geassocieerd met Gary Kasparov. Zijn vaders achternaam was Weinstein, maar vanwege het antisemitisme in de Sovjetunie was het voor Gary raadzaam zijn moeders achternaam aan te nemen.

De Weinstein op de foto, een sterke schaakmeester, is Raymond (Ray) Weinstein. Niet een beroemde schaker, wel een beruchte. In 1963 kwam hij naar Amsterdam om zijn studie psychologie af te ronden. Na een meningsverschil viel hij schaakmeester en hoogleraar psychologie Johan Barendregt aan. Ray werd teruggestuurd naar de VS en opgesloten. Daar vermoordde hij in 1964 zijn 83-jarige celgenoot. Weinstein werd niet toerekeningsvatbaar verklaard en opgesloten in een psychiatrische inrichting. Hij zit daar nog steeds.

Die foto uit 1960 met die vliegtuigtrap en die talentvolle jonge mannen laat als het ware een stuk van een levenstrap zien. Voor William Lombardy ging die nog een aantal jaren omhoog voordat die op 13 oktober 2017 ten einde kwam. Voor Raymond Weinstein had de trap nog maar een paar treetjes naar boven in petto totdat de lange afdaling begon die tot op de dag van vandaag voortduurt. Een droevig vervolg van een hoopvol begin.

Het leven van Lombardy was minder bizar dan dat van Weinstein maar dramatisch was het zeker. Het begon geweldig. Na dat jeugdwereldkampioenschap in 1957 speelde hij de sterren van de hemel aan het eerste bord van het Amerikaanse studententeam dat zo vrolijk op die vliegtuigtrap stond. Het team werd wereldkampioen vóór het Russische team. Een unicum was dat in die tijd, want Sovjet schaakteams wonnen toen altijd. Behalve dus in 1960. Lombardy’s score was een fenomenale 12 uit 13 met onder andere een indrukwekkende overwinning op Boris Spassky.

Boris Spassky – William Lombardy, World Student Team Championship, 1960

Daarna volgden nog vele successen waaronder een aantal tweede plaatsen achter Fischer in het kampioenschap van de VS.

Lombardy werd in 1967 priester. Een opmerkelijke combinatie met het grootmeesterschap was dat en ‘father’ Lombardy ging dan ook veel minder spelen. Het priesterschap legde hij na vele jaren echter weer af. Volgens hemzelf was dat vanwege zijn toenemende ergernis over de zelfverrijking van de katholieke kerk. Volgens anderen kon hij het celibaat niet langer volhouden.

Hoe dan ook, in 1984 trouwde hij met een Nederlandse vrouw die hij tijdens een toernooi in Tilburg ontmoet had. Hij kreeg een zoon bij haar, maar het huwelijk liep al snel op de klippen. Na de scheiding in 1992 keerde zijn vrouw samen met zijn zoon terug naar Nederland. Lombardy leefde solitair verder in zijn appartement in New York en voorzag in zijn bestaan met schaaklessen. Een paar jaar geleden werd hij uit zijn appartement gezet wegens huurschuld. Als dakloze zwierf hij, een oude man inmiddels, enige tijd door de stad en werd op straat beroofd van zijn laatste geld. Hulp weigerde hij aanvankelijk koppig.

Een bijzondere ontmoeting met hem tijdens de laatste maanden van zijn leven wordt in een hartverscheurend verslag beschreven. Het is via de volgende link te lezen: https://www.chess.com/article/view/serendipity-an-unforeseen-friendship.

Lombardy was zoals ze dat noemen ‘een karakter’. Een buitengewoon schaaktalent met een meer dan bijzondere persoonlijkheid. Wie zou denken dat hij als gewezen priester zacht in de omgang zou zijn, kwam bedrogen uit. Hij hield er ruwe omgangsvormen op na. Zo gaf hij in verloren stelling tegen de Amerikaanse grootmeester John Fedorowicz een hoogst ‘originele’ zet onder couvert af. Toen bij de spelhervatting de volgende ochtend de enveloppe werd opengemaakt, bleek er geen schaakzet te zijn afgegeven maar wel een opgewekt: 'Good morning asshole!' En in een open toernooi sloeg hij een keer een remiseaanbod af met de tekst: 'No draws for weakies'.

Lombardy schijnt allengs steeds bitterder te zijn geworden. Hij was trots op zijn relatie met Fischer, maar juist door dat uitzonderlijke genie werd zijn eigen talent overschaduwd en dat besef drukte hem wellicht naar die bitterheid.

Al die mannen, Fischer, Lombardy en Weinstein hebben dezelfde schaaktrainer en coach gehad. Alle drie hadden ze een echte vader moeten missen en daardoor werd die schaaktrainer en coach tevens een soort vervangende vader. Dat was de legendarische John W. (Jack) Collins. Samen met zijn vrouw Ethel gaf hij in de jaren ‘50, ‘60 en ’70 in New York een thuis aan een paar grote Amerikaanse schaaktalenten.

In 1974 verscheen er een boek van Collins hand met als titel ‘My seven chessprodigies’. Die zeven wonderkinderen waren: Robert Fischer, William Lombardy, Robert Byrne, Donald Byrne, Raymond Weinstein, Salvatore Matera en Lewis Cohen.

Van laatstgenoemde is niet veel meer vernomen. Van de anderen wel, zij het dat Raymond Weinstein en Salvatore (Sal) Matera maar kort in de schaakwereld figureerden. Hoe treurig het Weinstein verging hebben we inmiddels gezien. De geschiedenis van Matera is gelukkig een ander verhaal. Begin jaren zeventig leek het er even op dat Sal Matera een grote zou worden met toernooisuccessen in 1974 en 1975, indrukwekkende overwinningen op onder andere Sax en Balashov en een gedeelde tweede plaats met Miles en Mestel achter Matulovic in het sterk bezette toernooi van Teesside. Hij koos echter voor een loopbaan als zakenman en na een mooie carrière is hij nu met pensioen.

Toen hij nog niet besloten had tot een leven buiten de schaakwereld, speelde hij mee in de IBM meestergroep van 1976. Eén van de deelnemers was ondergetekende. Ik had het jaar daarvoor de reservegroep gewonnen en mocht het nu in de meestergroep proberen. Er deden een paar grote namen mee zoals Nona Gaprindashvili, Ciocaltea, Pribyl en Tatai en ik had al heel wat meegemaakt toen ik in de één na laatste ronde kwam te zitten tegenover een voor mij volslagen onbekende Amerikaanse IM. Ik won een mooie partij.

Het was maar goed dat ik me toen niet realiseerde dat ik door mijn tegenstander, Sal Matera, verbonden was met de kraamkamer van Jack Collins waar wereldkampioen en volgens velen de grootste speler aller tijden Bobby Fischer, priester grootmeester William Lombardy, moordenaar schaakmeester Raymond Weinstein en schaakmeester Salvatore Matera ‘geboren’ waren.

Anders had ik vast niet zo onbevangen gespeeld.

Salvatore Matera - Wim Westerveld, IBM toernooi (B-groep), 1976

Wim Westerveld