Team 4 pakt flink uit in Schiedam!
De auto stopte 15 minuten te vroeg in de Lijsterlaan. De metallic blauwe Honda werd bestuurd door een voorzichtig optimistische voor Bram de Knegt waarnemend captain, schrijver. Van dit epistel alleen, gelukkig.
Hij bleek pal voor het huis ener bekende schaker, ex-voorzitter van SWR tot stilstand te zijn gekomen. Herman, die net de krant opsloeg, zat klaar voor de strijd en had er zin in. Even later zaten de borden 7 (Gerard), 5 (Herman) en 1 (Jaap) welgemutst klaar voor de rit naar de Lekdijk, alwaar het fiere doch kietelkleine thuishonk van onze bekende tegenstanders is ondergebracht.
Hoewel kleinbehuisd werden wij ruim gastvrij onthaald en werd weldra menige hand geschud. Ik dacht als schrijver inmiddels een BN’er te zijn. Hoe ver kun je er naast zitten? Ben Riksen wachtte ons relaxed onderuit gezakt op, maar wist niet eens over welke titel ik liep te snuiven. “Een greep uit 50 jaar Schiebroekse schaakhistorie”, dichtte ik mijn voormalig clubgenoot toe. Hij beloofde het als ex-Schiebroekenaar digitaal te gaan lezen. Van Frans Maas ontving ik een pakketje voor Pim. Die spelen kennelijk onder één hoedje, dat was zonneklaar, dus wees op je qui-vive.
Ook deze avond maakte Herman zijn bij SWR opgebouwde faam van omroeper weer geheel waar en slingerde plotsklaps een “KAN HET NU EENS EEN KEER STIL ZIJN!!” door de taartpunt. Ja, zo noem ik de HZP-Schiedamse speelzaal teder. En stil werd het, zij het wat angstig. Herman ergerde zich aan onderonsjes aan bord 2, waar tijdens de partij naar ik vermoed de smaak der biertjes gierend werden uitgewisseld. De heer Schrumpf, Hans geloof ik, was niet in staat te noteren. Maar dat euvel had niets en dan ook niets met dat bier van doen.
Niet onderschatten, die Schiedammers was ons credo. Wij rijden straks met 3 punten huiswaarts, anders wordt het lopen voor jullie. Een miskleun van een peptalk zou je kunnen zeggen, want je maakt beide scenario’s nooit waar. En inderdaad, het had weinig gescheeld of Gerard had in zijn remise moeten berusten, ware het niet dat zijn tegenstander in de laatste seconde van de verlenging zijn koning op h5 plantte en een beslissend tempootje prijsgaf in een paard + pion (van Gerard) versus loper + pion eindspel.
Herman had zich halverwege de avond ook al mentaal op de schijnbaar onontkoombare remise neergelegd. Maar zijn tegenstander Pleticosic liet toch wat steken vallen en zich mat zetten.
Ondanks onze voorsprong op ratingpunten. Ongewild krijg je de favorietenrol toebedeeld. En … voor je het weet sta je met 1-0 achter. Maar nu laat ik de spelers zelf aan het woord:
Jaap van Meerkerk – Pieter Hofstee (bord 1, wit)
“Zelf kwam ik in een Cambridge Springs terecht. De naam van die opening – even opgezocht hoor – stamt uit 1904 en is genoemd naar de gelijknamige plaats in Pennsylvania, al waar deze verdediging voor het eerst grootschalig werd ingezet en al in 1892 beproefd door niemand minder dan Emanuel Lasker. Ook Bogoljubov, Smyslov, Kasparov en Carlsen hebben dit systeem voor zwart toegepast. 1. d4-d5, 2. c4-e6, 3. Nc3-Nf6, 4. Bg5-Nbd7, 5. Nf3-c6, 6. e3-Qa5.
In mijn partij kozen we voor een andere zetvolgorde. Maakt niet zoveel uit. Vrijwel altijd komt zwart met zijn raadsheer naar b4 en verhoogt daarmee de druk op paard c3. Op zich wel aangenaam als je met wat agressiviteit wit in de opening kan testen. Ik herinner me van vroeger (daar gaan we weer, zucht) deze penning irritant te vinden. En, eerlijk is eerlijk, als je niet bekend bent met dit systeem, moet je het wel vrezen. Ik dacht nu zoiets van “Laat maar eens zien wat je er allemaal van weet, want wit (ik dus) kan een goede stelling bereiken.”
Voor het Tata had ik vorig jaar 7. cxd5 voorbereid. Je bent dan van de zwarte opstoot e5 af en zwart moet zien uit te vogelen hoe terug te slaan, met de pion of met het paard. Ik realiseerde me de finesses en valletjes niet zo paraat meer te hebben en koos voor de hoofdvariant. Die kennen jullie allemaal natuurlijk (haha). Wit speelt dan 7. Pbd2 (wel je loper op g5 in de gaten houden! Die staat nu indirect door de zwarte dame aangevallen) en is van de penning op c3 af. Ik speelde eerst nog Dc2 overigens.
Wat zwart (Piet Hofstee) zo bleek achteraf niet wist is dat hij wel een keer het bevrijdende e5 moet spelen. Deed hij niet. Daardoor kon ik gemakkelijk mijn stelling verbeteren en een aanval gaan opzetten. Mijn stukken stonden mooi, te mooi bijna. Ik wilde ze niet meer kwijt. Maar ja, ik moest wel verdedigers opruimen. De vraag was of ik dan genoeg stukken over zou houden of snel zou kunnen aanvoeren om de aanval voort te zetten. Dat lukte. Toen Piets koning het met enkel wat kreupele paarden tegen een witte overmacht moest opnemen (zijn loper en toren stonden nog geparkeerd op a8 en c8) streek hij de vlag.”
Cor van As tegen Hans Schrumpf (bord 2, zwart)
“Soms denk ik, dat ik best aardig kan schaken(?), maar ik heb een groot nadeel, namelijk als ik denk overwegend te staan, ik alleen mijn eigen mogelijkheden ervaar, en totaal vergeet, dat mijn tegenstander ook zetten mag doen. Zo ook in deze partij. Met andere woorden, ik dacht een goede zet te doen, resultaat kwaliteitsverlies. Ik dacht nog een goede zet te doen, maar toen werd zonder dat ik het merkte mijn dame ingesloten. Einde van een zeer zwakke partij van mij tegen een vriendelijke tegenstander.”
Wim Verkerk – Gerard Turkenburg (bord 3, wit)
“Time management, daar schort het bij mijn schaken wel eens aan. Voor het eerst door de vlag gegaan in een schaakpartij al stond ik toen al door een blunder in tijdnood verloren. Gelukkig waren mijn teamgenoten beter op dreef.”
Gerrit Boer (bord 4, zwart)
“Met zwart tegen Frans Maas. Een partij, waarin de aanval op en de verdediging van een geïsoleerde zwarte pion de hoofdrol speelde. Frans investeerde veel tijd in zijn plannen en uiteindelijk ging die pion verloren. Mijn tegenstander had op zet 30 een halve minuut over, mijn beschikbare tijd was toen nog 50 minuten. Maar hij speelde vanaf dat moment vlot en goed. Pas 15 zetten later dacht hij iets te lang na en was zijn tijd op. Zonder zijn slechte tijdbehandeling had ik voor remise moeten vechten. De les die ik voor de zoveelste keer leerde was dat een tegenstander met een lagere rating vaak niet makkelijk te verslaan is.”
Herman Beerling (bord 5, wit)
Herman Beerling speelde met wit aan bord 5 een degelijke partij tegen Leo Pletikosic en moest bijna in remise berusten. Totdat hij een matnetje in de stelling wist te vlechten.
Lucian Mihailescu (bord 6, zwart)
Lucian Mihailescu aan bord 6 kreeg met zwart een toreneindspel op het bord. Lucian had een pion en een toren. Tegenstander Verveen had alleen een toren. Lucian trok alles uit de kast om het winnend af te ronden, hetgeen hem uiteindelijk lukte.
Gerard Kastelein (bord 7, wit)
“Op bord 7 trof ik een opponent, Hennevanger, die zich vindingrijk verdedigde met reactieschaak. In het eindspel van een actief paard versus een slechte loper besliste mijn pluspion. Een zwaar bevochten winst.”
Victor Hooftman (bord 8, zwart)
“Met zwart tegen, zo voelde het gaandeweg, een iets zwakkere tegenstander. Dan de twijfel. Vol op het orgel of die pion winnen met afruil van de dames. In verband met het teambelang gekozen voor het laatste. En daarna lang zwoegen in een gesloten stelling. Zijn loperpaar tegen mijn paardenpaar. Door de gesloten stelling bleek mijn pluspion in combinatie met de paarden een wurgstelling te worden voor mijn tegenstander.
Die probeerde zich te ontworstelen en een pion terug te winnen. Hij won die terug, maar daardoor kon ik weer een andere pion winnen. En toen kwam er een open h-lijn voor mijn toren (ik had niet gerokeerd en hij wel mijn loper op g6 geruild voor zijn paard) goed van pas. Het einde van de partij was het leukst. Door een combinatie kon mijn tegenstander kiezen tussen mat of het creëren van drie verbonden vrijpionnen. Hij overzag enigszins van slag door de dreigende dodelijke mogelijkheid van de vrijpionnen het mat door koning, paard en toren.”
Kijk hier voor alle uitslagen en de stand van het vierde in RSB klasse 3A.
Jaap van Meerkerk