Verslag derde avond zomerschaak
Toen me gevraagd werd of ik, net als twee jaar geleden, een avond van het zomerschaak bij Erasmus wilde verzorgen, hoefde ik niet lang na te denken.
“Natuurlijk doe ik dat, altijd leuk om te doen”, was mijn reactie. Afgelopen maandag, 12 augustus, was het zover.
Ik was aan de vroege kant, maar bij het betreden van de speelzaal bleken er al een paar clubleden te zijn. Ze stonden bij elkaar, gegroepeerd om een paar dozen, die bij nadere inspectie een enorme vracht aan schaakboeken en tijdschriften bleken te bevatten, de stille getuigen van een gepassioneerd schakersleven. Het was de schaaknalatenschap van een geliefde clubgenoot, clubman van het eerste uur, Arie de Jong.
De aanblik van al die schaakboeken ontroerde me. Ruim twee maanden geleden was ik bij Aries begrafenis. Het was een plechtigheid die ik niet snel zal vergeten. Familie, schaken en Feyenoord, speelden de hoofdrol. Zeldzaam warm en zeldzaam mooi. Opgesteld stond zijn schaakspel, maar er ontbraken een paar stukken. Iedere spreker maakte het spel meer compleet tot uiteindelijk zijn oudste zoon met de koning in zijn hand en na een prachtige speech naar het bord ging en de ontbrekende koning op het bord zette en omlegde. Arie was een herinnering geworden, een hele mooie.
Een schakersleven begint met het leren van de beginselen van het spel en eindigt als de speler niet meer kan of niet meer wil. En met die gedachte ging ik mijn presentatie in.
De opkomst was boven verwachting. Ruim 20 man schat ik, clubgenoten, maar ook schakers van andere clubs. Aan iedereen vroeg ik hoe oud hij was toen hij leerde schaken en zijn schakersleven daarmee een aanvang nam. De variatie bleek groot, van 4 jaar tot twintig jaar oud. Wat me verraste was niet zozeer die sterk uiteenlopende momenten waarin schaken in hun leven kwam, maar wel de stelligheid waarmee iedereen antwoord gaf. Het moment dat je kennis maakt met ons wonderbaarlijke spel is kennelijk voor iedereen magisch.
Zelf leerde ik, zo ging ik verder, op mijn negende schaken en op mijn vijftiende, in 1965, werd ik lid van SV Schiebroek, een voorloper van SV Erasmus. In datzelfde jaar volgde ik voor het eerst intensief een schaaktoernooi: het Europees Jeugdkampioenschap ofwel het Niemeyer schaaktoernooi in Groningen. En zo maakte ik kennis met een schaker die ik zijn hele leven lang ben blijven volgen vanwege zijn aantrekkelijke gewelddadige aanvalsspel.
Hij was toen, in dat toernooi in Groningen, de zestienjarige vertegenwoordiger van Rusland, of beter gezegd van de Sovjet-Unie. Diens partij tegen de latere Europees jeugdkampioen, Hans Ree, kan ik me nog zo goed herinneren. Een niet al te moeilijke, maar precies uitgevoerde koningsaanval. En nu, zo verklaarde ik voor mijn publiek, zal hij voor vanavond één van de twee hoofdrolspelers zijn in mijn verhaal. Zijn naam? Viktor Kupreichik!
Hier aangekomen in de presentatie liet ik de laatste zetten van de partij zien die destijds zoveel indruk op me gemaakt had. Twee op het oog lichte fouten van Ree en het was gebeurd.
Viktor Kupreichik – Hans Ree
Kupreichik heeft na dat toernooi in Groningen een lange carrière gehad, net onder de wereldtop. Toernooien gewonnen en heel veel ‘Kurzpartien’ op zijn naam gebracht. Hij zou de grootmeester geweest zijn die de meeste partijen in minder dan 25 zetten heeft gewonnen. In 1977 keerde hij terug in Nederland, won met overmacht de grootmeester B-groep van het Hoogovenschaaktoernooi, maar verloor wel een prachtige partij van een opkomend Nederlands talent: Paul van der Sterren. Naast het spelen van fantastische aanvalspartijen, zijn leven lang tot aan zijn dood in 2017, was Kupreichik secondant van spelers waarvan je dat misschien niet direct zou verwachten: eerst van Korchnoi en in de jaren ‘80 van Smyslov toen die zich voorbereidde op zijn match tegen Kasparov.
Ach, die prachtpartijen van Kupreichik… Het is moeilijk een keuze te maken. Zijn winstpartij tegen Tal is schitterend, maar de mooiste vind ik toch wel die tegen de Braziliaanse grootmeester Sunye Nieto uit 1989. Werkelijk iedere klap is raak. En op dit punt van mijn verhaal liet ik het laatste deel van zijn partij tegen Sunye Nieto zien.
Viktor Kupreichik - Sunye Nieto
Na de introductie van de eerste hoofdrolspeler van de avond kwam ik toe aan de tweede hoofdrolspeler. En daartoe nam ik een persoonlijk getint aanloopje. Ik vertelde dat ik in 1998, op net zo’n zomeravond als deze, mijn toenmalige schaakclub bezocht. Volmac Rotterdam had toen zijn schitterende domicilie op het drinkwaterterrein in de Esch. Tot ieders verrassing verscheen daar ineens de Estse grootmeester en Volmac-lid Lembit Oll. Hij speelde voor het eerste van Volmac en stond nummer 23 op de wereldranglijst. Maar wat hem toen naar Rotterdam voerde, Joost mag het weten. Hij wilde snelschaken tegen de sterkste speler die daar op dat moment was. Er waren niet veel spelers aanwezig en van die paar spelers was ik (vermoedelijk) de sterkste. Enfin, we gingen spelen en zoals te verwachten was, was ik geen partij voor hem. Hij zei geen woord, maar telkens als ik opgaf zette hij razendsnel de stukken weer op voor de volgende.
Merkwaardigerwijs kreeg hij er geen genoeg van en ik vond het onbeleefd om te stoppen. Een paar uur hebben we zo tegenover elkaar gezeten zonder een woord te wisselen. Toen de zaal dicht ging stond hij zonder iets te zeggen op en verdween in de nacht. Mij achterlatend met het gevoel dat ik de meest vreemde clubavond van mijn leven had meegemaakt en dat ik er toch eigenlijk weinig van kon. Een paar maanden later las ik tot mijn ontsteltenis dat Oll een eind aan zijn leven had gemaakt door uit het raam van zijn appartement in Tallin te springen. Net 33 jaar oud. Hij zou de klap van zijn gestrande huwelijk niet te boven zijn gekomen. Ik dacht er echter het mijne van, die vreemde avond met Oll nog vers in mijn geheugen.
Enige tijd geleden las ik Sosonko’s Russian Silhouettes. Warm aanbevolen, maar dit terzijde. In het hoofdstuk ‘The Jump’ beschrijft hij het tragische leven van Alvis Vitolins. Een zeer getalenteerde Letse schaker met psychische problemen die er uiteindelijk toe leidden dat hij op zijn 53ste de dood insprong, vanaf een spoorbrug op het ijs van de rivier de Gauja. In dat hoofdstuk komen nog twee schakers voor met psychische problemen die een eind aan hun leven maakten. Lembit Oll en Karen Grigorian, vriend van Vitolins. Alle drie waren uitzonderlijke snelschakers, relatief veel beter dan dat ze waren bij normale bedenktijd. Een verklaring hiervoor is dat bij beperkte bedenktijd hun ware talent tot volle wasdom kon komen, spelend op intuïtie zonder de teisterende muizenissen van hun labiele psychische gesteldheid. Toen ik dat las kon ik me zoveel jaar later nog beter verzoenen met het pak slaag dat ik kreeg op die gedenkwaardige avond in 1998. Ik had tegen één van de beste snelschakers ter wereld zitten spelen…
Maar nu de tweede hoofdrolspeler van deze avond, zo vervolgde ik. Dat is Karen Grigorian. Zoon van een beroemde Armeense dichter, tweelingbroer van Levon Grigorian. Karen en Levon waren allebei uiterst getalenteerde spelers. Allround. Beiden meerdere keren kampioen van Armenië. Karen speelde tussen 1971 en 1977 mee in het Sovjet kampioenschap met alle wereldtoppers van toen. Zijn beste toernooi speelde hij in 1973 toen hij gedeeld 7/8 werd en Tal in een fraaie technische partij versloeg. Dat hij toen gelijk ook dacht dat hij van het niveau Fischer was, tekent wel enigszins zijn labiliteit. De broers hadden allebei psychische problemen. Levon pleegde op zijn 25ste zelfmoord; Karen stortte zich in 1989, 42 jaar oud, van de hoogste brug in Yerewan.
Maar toen in 1975 Karen Grigorian tegenover Viktor Kupreichik kwam te zitten, zullen hij en Kupreichik natuurlijk onwetend zijn geweest van wat de toekomst voor hen in petto had en zullen ze nog wel de illusie gehad hebben dat ze bij de wereldtop konden komen.
We komen erin bij de volgende stand.
Karen Grigorian - Viktor Kupreichik
Wit is aan zet. Met het publiek heb ik uitvoerig de stand besproken. Wat zijn de kandidaat zetten voor wit? Hoe beoordeel je de stelling? En waar let je op bij de beoordeling? Pionnenstructuur (groepjes), veiligheid koning, stand van de stukken. De stelling is daarom zo moeilijk, omdat, in een op het oog simpele positie, wit een zet moet doen die spot met alles wat we geleerd hebben (houd je pionnenstructuur heel, zeker geen dubbelpionnen, stel je koning niet bloot!). Structuur inleveren voor dynamiek. Het blijft doodeng. Voor je het weet maak je een rekenfout en blijf je zitten met een ruïne. Zelf vind ik dat met het klimmen der jaren steeds moeilijker, omdat ik weet dat mijn rekencapaciteit niet meer is wat het geweest is.
De eerste zet voor wit werd dan ook niet gevonden door mijn publiek, maar daarna, toen eenmaal duidelijk werd waar wit op speelde, bewees mijn publiek van hoog niveau te zijn. We hebben de partij met alle zijvarianten geanalyseerd en gezien hoe Karen de partij beslechtte met een fraaie mataanval. Maar dat was alleen maar mogelijk doordat Kupreichik zijn verdedigende mogelijkheden niet waarnam en liever gokte op een fout van zijn tegenstander. Onze conclusie was daarom dat het in de beginstelling min of meer gelijk stond.
En zo was er een eind gekomen aan mijn presentatie.
Na afloop gebeurde er iets waar ik een beetje bang voor was. Iemand kwam naar me toe en vertelde me dat hij zijn broer had verloren door zelfmoord. Hij deed zijn verhaal zonder de huiveringwekkende details van die daad achter te houden. En voegde hij eraan toe: alles was weer helemaal teruggekomen tijdens mijn verhaal. Hij nam me gelukkig niets kwalijk.
Wim Westerveld