Hoe halve en hele punten werden weggegeven

De eerste wedstrijd van ons tweede team verliep niet naar wens. Toen de avond voorbij was, hadden we een 3½ – 4½ nederlaag moeten slikken.

En de schuld lag echt niet aan de, door een stroomstoring, half verlichte speelzaal.

Aan bord 1 trad Anton van Berkel met zwart aan tegen Arno Luinenburg. Toen het eindspel begon, stond Arno beter. Anton kreeg het voor elkaar zijn pionnenformatie te verbeteren.

Hij zette daarbij zijn pionnen op de andere kleur dan de gelijke lopers. Toen hij ook nog een verre vrijpion realiseerde, belandde hij in een voor hem gewonnen eindspel. Heel mooi gespeeld!

In de gehele partij kon Wim Posthumus aan bord 2 op het initiatief bogen. In de tijdnoodfase met nog maar een paar minuten op de klok dacht hij een stuk te winnen. Hij overzag een tussenzet en het was gelijk verloren.

Henk de Kleijnen bokste aan bord 3 op tegen het sterkste kanon uit het Moerkapelse leger: Gerard van Ommeren. Ondanks bijna 280 Elo-punten verschil ontwikkelde zich een lange gelijk opgaande strijd met een adembenemend eindspel. Een kleine – gemiste – finesse deed hem uiteindelijk een half punt uit handen glippen. Complimenten van omstanders, evenals van zijn opponent, sterkten hem in de wetenschap dat hij het schaken nog niet helemaal is verleerd. Een schrale troost. Een ‘nul’ is een ‘nul’ en dat ook nog bij de kleinst mogelijke nederlaag van ons dappere team. Au!

Pim Kleinjan aan bord 4 schreef: Na een matig begin stond ik een pion achter en vreesde ik voor mijn leven tegen één van de Vroeg in de Wei’s. Ik ken ze allemaal als tegenstander behalve de nieuwe loot aan de Vroeg in de Wei-boom, die aan bord 6 tegen Leo speelde. Na dat matige begin won ik die pion echter terug en blunderde mijn tegenstander een stuk weg. Er resteerde een dame en paard tegen dame eindspel waarin zijn dame zo actief was dat hij eeuwig schaak kon houden, remise dus.

Bij Paul Wilhelm stond na zet 7 een eindspel zonder dames op het bord. Hij liet na op de koningsvleugel te gaan drukken. Na een wat mindere zet zou waarschijnlijk een eindspel met ongelijke lopers, al dan niet met een pion verschil, ontstaan (½ – ½).

Ook bij Leo Verhoeven met wit aan bord 6 had er meer in gezeten: Hij kwam met wit zeer goed uit de opening. In het middenspel werd zelfs een gewonnen stelling bereikt, met een geforceerde kwaliteitswinst. Eigenlijk gemakkelijk te vinden. Maar toch te moeilijk. Wit bleef na de afwikkeling beter staan maar wist geen geforceerde winst te vinden. En dat kostte nog vrij veel tijd ook. Reden om remise aan te bieden. Hoewel er bij iets nader inzien nog kansen waren. Spijtig voor het resultaat. Wel een boeiende partij om op terug te zien.

Dan invaller Jan Hoek van Dijke aan bord 7: Hij stond in het begin met zwart een beetje passief. Hij had kort gerokeerd onder de bescherming van zijn loper en paard, maar zijn tegenstander had zo’n beetje het hele centrum met drie pionnen en twee stukken bezet. Bovendien had hij naast de loper ook zijn dame op de witte diagonaal naar h7 geplaatst en h4 gespeeld. Echter, na enkele stevige pionzetten kon Jan het witte centrum opbreken en enkele aanvalsstukken afruilen.

Vanaf dat moment waren de zaken omgekeerd. Bovendien kwam Jan in denktijd in enkele zetten van een kwartier achter naar een kwartier voor. Kort rokeren kon zijn tegenstander niet meer vanwege zijn h4. Hij rokeerde dus maar lang. Jan had zijn loper op g7 had staan die samen met een paard en een toren over de open c-lijn naar c3 stonden te kijken met allerlei mogelijkheden tot vervelende vorken. Een dameruil, die achteraf waarschijnlijk tot remise zou hebben geleid, werd geweigerd.

De opgebouwde druk resulteerde vervolgens in een pionwinst en een vrij blote koningsstelling achter slechts twee pionnen. Het eindspel ging Jan in met 5 tegen 4 pionnen en allebei een toren. Twee van die pionnen werden omgezet naar één ondekbare vrijpion. Winst voor Erasmus. Jan moest er wel twee remise aanbiedingen voor afslaan, volgens hem voor het eerst in zijn hele carrière, maar uiteindelijk had hij dan toch het volle punt.

Aan bord 8 tenslotte Jaap van Meerkerk met wit. Hij kwam beter uit de opening. Ze speelden iets wat op de Tartakower-variant van het Damegambiet leek. Feitelijk de ruilvariant met daarna b6. Die zet kwam te vroeg zodat de druk op de damevleugel al snel met Lb5+ werd vergroot. Het thematische e5 zou ruil van twee lichte stukken en een betere toekomst van de zwarte loper die met een omweg toch op b7 was beland, opleveren.

Het bleek was achteraf gezien beter geweest. Zwart verdedigde nauwkeurig en wist zich met enkele fraaie paardzetten vanaf de achterlijn te bevrijden. Jaap bleef optimistisch, maar koos een verkeerd plan. Zwart kreeg nog wel een zwakke pion maar na e5 stond het al minder voor Jaap. De zwarte paarden werden door de vergrote speelruimte sterker. Jaap verzuimde de stelling op de nieuwe situatie aan te passen. Daarna blunderde hij een vol stuk weg. Hij gaf niet meteen op in de hoop de vrije a- en b-pionnen later op te kunnen spelen. Maar zwart maakte het snel uit.

Uiteindelijk kregen we met 3½ – 4½ de kous op de kop. Een overwinning had er zonder verspeelde punten zeker ingezeten.

Zie ook het verslag ‘Moerkapelle 1, met 3 invallers, verslaat volledig Erasmus 2‘ op de website van Moerkapelle. En kijk hier op de RSB-website voor alle uitslagen en de stand in klasse 1B van de RSB-competitie.

Wim Posthumus