Daniël Noteboom topscorer!

In 1925 werd de vijftienjarige Daniël Noteboom, door bemiddeling van de secretaris, lid van het Leidsche Schaakgenootschap (LSG).

Deze secretaris was de vader van een vriendje van Daniël en hij mocht een avondje op proef komen en daarna ook blijven.

Schaken bij LSG was, zoals bij de meeste schaakclubs in die tijd, slechts voorbehouden aan wat oudere, maatschappelijk geslaagde heren. Of anders gezegd, schaken was toen nog een elitesport. De schaakelite in Nederland bestond in die tijd uit adellijken, professoren, wetenschappelijk opgeleiden en maatschappelijk geslaagden. Het was uitzondering als je daar als jongeling mocht aansluiten.

Drie jaar achtereen werd de jongeling eerste in de onderlinge competitie van de Leidsche en liet hij ook buiten deze competitie blijken van zijn schaaktalent. Een kant die altijd onderbelicht bleef was zijn belangrijke bijdrage aan het grote succes van een Rotterdamse schaakvereniging. Dit wil ik hieronder rechtzetten. Hetzelfde geldt voor zijn boekje uit 1931 ‘Hoe leer ik schaak spelen!’

De eerste klasse van den Nederlandschen Schaakbond (NSB)

In 1920, bij de start van de NSB-competitie, waren er maar vijf tientallen uit de vier steden Amsterdam (2x), Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Deze werden door de NSB geacht van voldoende kwalitatief niveau te zijn om mee te kunnen doen aan het landskampioenschap voor teams van de NSB. Promoveren of degraderen was niet mogelijk, zo hadden de hoge heeren bepaald. De schande van degraderen werd hiermee voorkomen en ook dat door promotie verenigingen konden toetreden, die hier eigenlijk (maatschappelijk) niet thuishoorden.

Noteboom kreeg de kans, mede door bemiddeling van Max Euwe en diens goede verstandhouding met Mr. Oskam, om in 1929 lid te worden van de Nieuwe Rotterdamsche Schaakvereniging (NRSV) die in deze ‘meesterklasse’ speelde. De schaakpromotor Mr. G.C.A. Oskam was niet alleen voorzitter van NRSV, maar ook voorzitter van de NSB. In 1929 was hij mr. Rueb opgevolgd.

In het seizoen 1930/1931 mocht Noteboom aan het tweede bord spelen, naast Salo Landau die het eerste bord aanvoerde. Soms wisselden zij van bord. Landau werd in die tijd door velen beschouwd als de sterkste speler van ons land, op Max Euwe na. Zou Noteboom gaan bewijzen dat hij op plaats drie hoorde op deze virtuele ranglijst? Of was Weenink beter?

Uitbreiding ‘meesterklasse’ van vijf naar zes schaakteams

Op zaterdag 16 november 1930 was de vuurdoop van Noteboom in het meesterklassetiental van NRSV aan het tweede bord. In het seizoen hiervoor had hij al geoefend aan de borden 3 en 4 van NRSV en gewonnen van Jhr. A.E. van Foreest en had hij enkele remises gescoord. Hij werd terecht beschouwd als de nieuwe ster.

De meesterklasse heette toen nog 1ste klasse. En er was nog iets bijzonders. Het Bussumsch Schaakgenootschap werd toegelaten en hiermee bestond de meesterklasse uit zes teams die ieder één keer tegen elkaar moesten spelen. Amsterdamsche Schaakclub (ASC), Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap (VAS), ´s Gravenhaags Schaakgenootschap Discendo Discimus (DD) uit Den Haag, Schaakclub Utrecht, het Bussumsch Schaakgenootschap (BSG) en de Nieuwe Rotterdamsche Schaakvereniging (NRSV).

Discendo Discimus is een ‘dure’ naam en betekent: Door te leren, leren wij. De thuisbasis van DD is sinds ruim 75 jaar het legendarische Nationaal Schaakgebouw aan de Van Speijkstraat 1 in Den Haag, een groot herenhuis met bijzonder sfeervolle speelzalen, waar wereldkampioenen als Lasker en Euwe hebben gespeeld en waar, vanaf de oprichting in 1924 tot 1944, het kantoor van de Wereldschaakbond FIDE was gevestigd onder leiding van mr. Rueb. DD draagt nu het predicaat koninklijke.

Noteboom wint bij zijn debuut aan een topbord in de meesterklasse

NRSV en BSG speelden in één van de zalen van hotel ‘De Rozenboom’. De partij aan het eerste bord tussen Felderhof en Landau werd vooruit gespeeld en gewonnen door Landau. Noteboom liet er geen gras over groeien en versloeg gedecideerd Van Doesburgh. Het werd toch nog spannend en even zag het er naar uit dat BSG voor een stunt zou zorgen en gelijk zou spelen tegen NRSV.

Aan bord 3 speelde jhr. D. van Foreest met wit tegen mr. G.C.A. Oskam. Oskam verloor. De broer van jhr. D. van Foreest, jhr. A.E. van Foreest, speelde bij schaakvereniging Utrecht (Nu spelen hun nazaten de jonkheren Jorden en Lucas ook in de meesterklasse voor Kennemer Combinatie respectievelijk En Passant en zijn zij net als hun verre familieleden kampioen van Nederland geweest. Lucas is nog niet onttroond. Ook de kleine jonkvrouw Machteld speelt in de meesterklasse en komt uit voor Groningen Combinatie 1).

De Rotterdammers brachten de stand op 4-5 en na beoordeling van de laatste partij, die remise werd gegeven, ging NRSV tevreden met de eerste overwinning huiswaarts, 4½-5½.

VAS op bezoek

Begin december kwam het VAS uit Amsterdam langs. Landau, aan bord 1, verloor van H.G.M. Weenink, Noteboom, aan bord 2, won van Montezinos Szn en Oskam, aan bord 3, verloor van W.A.T. Schelfhout.

De 38-jarige Henri Gerard Marie Weenink was een begenadigd schaker, probleemcomponist en schaakjournalist. Op de lagere school leerde hij schaken van H.J. den Hertog, in die tijd ook een bekend problemist. In de landenwedstrijden (nu Olympiade genoemd) mocht hij bij afwezigheid van Euwe op het eerste bord spelen. In 1930 konden Euwe en dr. W.F Wertheim niet meedoen en stelden zij voor Noteboom uit te nodigen. Dit gebeurde en Weenink en Noteboom hadden beiden een geweldige score in Hamburg. Als probleemcomponist maakte Weenink ook naam door ordening aan te brengen in de veelheid van schaakproblemen. Hij introduceerde in zijn boek de indeling in thema’s en hij heeft zelf honderden problemen gecomponeerd.

W.A.T. Schelfhout, ook wel WATS genoemd, was schaakjournalist (voor de Telegraaf), redacteur van het Tijdschrift, schrijver van schaakboeken, bestuurder (VAS en NSB) en schaakmeester. Hij was een nazaat van de bekende kunstschilder Andreas Schelfhout. Schelfhout was bevriend met wereldkampioen Emanuel Lasker die bij Schelfhout in Amsterdam verbleef als hij in Nederland was. Schelfhout publiceerde ook onder de naam van Lasker.

Euwe wint in Hastings

In de editie 1930/1931 won Euwe het prestigieuze en jaarlijks terugkerende toernooi in de Engelse badplaats Hastings.

Naar DD in Den Haag

Op zaterdag 11 januari 1931 ging NRSV op bezoek bij DD in het Nationale Schaakgebouw in Den Haag. Bij DD treffen we veel bekende namen aan zoals de schakende bankier jhr. mr. J.H.O. van den Bosch, R.J. Loman (oud-Nederlands kampioen), mr. G. Fontein, K.J. Nieukerke en G.W.J Zittersteyn.

De uitslag werd 5-5 met winst voor Noteboom aan bord 1 tegen jhr. mr. J.H.O. v.d. Bosch, winst voor Landau aan bord 2 tegen mr. Fontein en verlies van mr. Oskam aan bord 3 tegen Loman.

De toekomstige bankier en de blinde schaker

P.A. Koetsheid, den blinden schaker

De jeugdige Heufke Kantelaar had tegen de Italiaansche opening van den blinden Koetsheid de Hongaarsche verdediging gekozen. Maar daarin was hij niet erg thuis, want hij maakte een bekende theoretische fout, waardoor hij reeds bij den zesden zet een hoogst moeilijk spel kreeg. Bij den 15den zet kondigde Koetsheid mat in vijf zetten aan. Een fraaie prestatie van de Rotterdammer aan bord 5.

Jhr. mr. van den Bosch, schaker en toekomstig bankier

In bankkringen werd hij bekend als oud-directeur van De Nederlandse Bank. Hij was 5 jaar jonger dan Euwe en behoorde tot zijn schaakgeneratie samen met Weenink, Landau, Pannekoek en Noteboom. Zijn glansjaren waren in de periode 1928-1938 waarin hij drie steden aandeed. Eerst Utrecht, daarna Den Haag en tenslotte Amsterdam. Van den Bosch heeft naast de generatie Euwe ook de generaties van voor en van na Euwe achter het schaakbord ontmoet.

Eén van zijn schaakvrienden was J.H. Pannekoek, ook een sterke meesterklassespeler bij Schaakclub Utrecht. Dr. J.H. Pannekoek, afgestudeerd als arts, is de vader van Jop Pannekoek. Jop is bekend van de vele toonaangevende tv-programma’s die hij heeft bedacht of er aan heeft meegewerkt. Voor schaakliefhebbers vooral bekend van zijn schaakprogramma’s die hij voor de televisie maakte. Denk bijvoorbeeld aan het schooltelevisieprogramma Iedereen kan schaken met Hans Böhm, de Teleac-cursus Schaken met Timman, Wie wordt de koning van schaakland? Met Timman en Sosonko en gaat over Kalmukkië.

Het toeval wil dat ik uit de nalatenschap van Jop Pannekoek onder meer het boek ‘Graaf van den Bosch, bankier en schaker’ verkreeg. In dit boek, dat Jop kreeg, staat: ‘Voor Jop, een grijze massa hersens op hol, Sexbierum 10 december 1991.’

Peter Pannekoek (1986), tekstschrijver en cabaretier is een zoon van Jop. Hij is bekend van ‘Dit was het nieuws’ en andere tv-programma’s zoals ‘DWDD’.

Tegen Schaakvereniging Utrecht

Op zaterdag 8 februari kwam Schaakvereniging Utrecht op bezoek. Weer vele kopstukken achter de borden. Op bord 1 nam Noteboom het op tegen de 64-jarige dr. Olland, de eerste officiële kampioen van Nederland en nog steeds kampioen van Utrecht! Noteboom won eenvoudig. Op bord 2 nam Landau het op tegen E. Spanjaard en won. Op bord 3 won mr. Oskam van jhr. A.E. van Foreest. NRSV won met 7-3 en de media meldden dat Rotterdam nu een serieuze kampioenskandidaat was geworden.

De eerste schaakprofessional

Volgens sommigen was Salo Landau (1903) één van de eerste schaakprofessionals. Hij moest van zijn schaakactiviteiten zien rond te komen. Jhr. mr. Van den Bosch vertelde eens tegen Max Pam: “Je kon toen niet van schaken leven. Je kreeg 25 gulden als je iets had gewonnen. De profs kregen startgeld, maar de amateurs mochten blij zijn als ze werden uitgenodigd. Er waren enkele beroepsspelers, maar ik heb altijd de indruk gehad, dat zij tamelijk arm waren. Landau was eigenlijk de enige Nederlandse prof, als persoon vervuld van schaken. Hij beperkte zich in het café tot een drankje, kon zich weinig permitteren, leefde een heel bescheiden bestaan. Hij liet nooit merken dat hij arm was. Wij zagen het niettemin!”

Naar ASC in hotel De Roode Leeuw in Amsterdam

Dit was op 1 maart 1931 de topontmoeting waar beslist werd wie er kampioen zou worden. Het sterke ASC, met aan bord 1 Max Euwe, was vanaf 1920 al vele malen kampioen geweest, zeven keer zelfs en VAS twee keer. NRSV had nog nooit van ASC gewonnen.

Aan bord 1 speelden Euwe en Landau remise, ook bord 2 werd remise tussen Hartingsveld en Noteboom. Oskam won van Addicks en de bekende mr. E. Straat speelde remise tegen ir. J. van Weering. NRSV won voor het eerst na tien jaar van ASC. Het werd 6-4 voor de Rotterdammers en NRSV werd voor de eerste keer kampioen van Nederland! De hegemonie van de Amsterdammers werd doorbroken!

Altijd onderbelicht gebleven

De jonge Noteboom werd topscorer met 4½ uit 5. Hiermee had hij een meer dan belangrijke bijdrage geleverd aan het eerste landskampioenschap van NRSV. Landau, de nummer twee van Nederland, kwam niet verder dan 3½ uit 5. Koetsheid, de blinde schaker en Cnossen behaalden ook 3½ uit 5.

Zou NRSV dit kunstje nog een keer kunnen uithalen met zo’n sterk tiental dat men in takt wilde houden?

Gebruikte bronnen onder meer historische dagbladen, boek over Graaf van den Bosch, boek Nederland schaakt! (100 jaar KNSB), VAS/ASC 1822- 1972.

Binnenkort deel 2 met onverwachte ontwikkelingen.

Teun Koorevaar

 

Dit artikel is eerder verschenen op de Schaaksite.