Overal waar geschaakt wordt en de schaaktraditie in ere wordt gehouden zijn er memorials. Schaaktoernooien ter nagedachtenis van een kampioen, een lokale matador of een organisator die grote verdiensten heeft gehad voor het schaakleven van zijn land, club of bond. Vrijwel ieder land heeft dergelijke memorials.
Het zijn er opmerkelijk veel en ik vraag me af of dit soms typisch iets van de schaakwereld is. Het zou best kunnen. Er zijn tenslotte ook erg veel boeken over schaken geschreven, meer dan over welke sport dan ook. Het spel leent zich voor geschiedschrijving. Veel spelers houden van de geschiedenis van hun spel en kennen de klassieken.
Toch verraste het me destijds toen ik ontdekte dat aan de bescheiden Colombiaanse IM Oscar Castro een heus internationaal memorial is gewijd. Ik schreef daar eerder het artikel Eendagsvlieg over.
Maar nog verrassender was het voor me toen ik gewaar werd dat er vorig jaar een Westerveld memorial gehouden is. Dat leek me wat voorbarig en ik moest onmiddellijk denken aan Mark Twain die de wereld liet weten dat de berichtgeving over zijn dood overdreven was, toen hij vermist en dood gewaand werd.
Bij nadere bestudering bleek dat de Westerveld memorial opgedragen was aan Gerrit Westerveld. Hij was erelid van de Koninklijke Nederlandse Doven Sport Bond en de International Chess Committee of the Deaf en heeft zich jarenlang met hart en ziel ingezet voor de schaaksport zowel nationaal als internationaal, zo las ik. Ik moet nog zien of ik ook zo’n eerbetoon krijg.
Op hetzelfde moment dat ik me dat bedacht, realiseerde ik me dat het kunnen zien van een eventueel memorial ter mijner ere bijna net zo komisch onmogelijk is als de reactie van Karel van het Reve toen hij een lintje kreeg en de bijsluiter van de versierselen las. Daar stond geschreven dat hij het lintje na zijn dood weer moest inleveren. “Ik hoop dat ik het niet vergeet”, zei Karel, met die typische, cynische humor van hem.
Er zijn memorials waarbij je denkt: o ja, wie was dat ook alweer? En dat is natuurlijk precies de bedoeling van een memorial, een naam levend houden. Laatst viel mijn oog op het Ilmar Raud memorial dat gehouden werd in Tallin, Estland. De naam Raud bracht een kettingreactie teweeg in mijn hoofd en even later sloeg ik mijn lievelingsboek open: Ausgewählte Partien door Paul Keres. Helemaal in het begin van zijn boek schrijft hij: “Ik moest twee partijen spelen (in de stedenwedstrijd Pärnu-Wiljandi) tegen de jonge Ilmar Raud, die destijds al naam had gemaakt. De eerste partij eindigde in remise en in de tweede partij bereikte ik een eindspel met twee pionnen meer. Plotseling zette Raud een hele toren in. Zonder me maar een ogenblik te bedenken pakte ik de toren, en…werd in één zet mat gezet. Dat lesje was pijnlijk, maar juist daardoor erg nuttig.” Dit alles speelde zich af in 1929, Keres was 13, Raud 16 jaar oud.
Raud deed hier het sluwe 1. .. Td7 (1. .. Pe6+? 2. Pxe6 Txb7 3. Pd8+) waarop de jonge Keres zijn zelfbeheersing verloor, de toren sloeg, en mat gezet werd 2. Pxd7 Pe6 mat! Klein detail: Keres stond geen twee pionnen voor, maar één pion.
Raud was een sterke speler. Briljant zo nu en dan, maar niet consistent in zijn spel. Kampioen van Estland in 1934 en 1938-1939. Voor zover ik kon nagaan speelden Raud en Keres acht keer tegen elkaar. Beiden wonnen tweemaal bij vier remises.
Ik vermoed dat het hoogtepunt in Rauds schakersleven de schaakolympiade van 1939 was. De olympiade werd gehouden van 21 augustus tot 19 september en telde een record aantal deelnemende landen: 27.
Estland trad aan met het volgende team: 1. Keres, 2. Raud, 3. Schmidt, 4. Friedemann en reservespeler Türn. Het was een jong team, allemaal twintigers met uitzondering van Türn (40). De drie spelers van het team met een Duitse naam waren zogenaamde Baltische Duitsers, telgen uit de bovenlaag van de bevolking die in het Balticum (Litouwen, Letland en Estland) eeuwenlang een minderheid van ongeveer tien procent vormde en er de dienst uitmaakte. Alexander Münninghoff geeft in zijn boek de Stamhouder een prachtige sfeertekening van die elitewereld.
Het team van Estland speelde boven verwachting goed en werd derde. Een ongeëvenaarde prestatie voor een landje met slechts 1,1 miljoen inwoners. In zijn boek spendeert Keres maar een paar regels aan het toernooi. Hij schreef dat bijna alle Europese teams met hetzelfde schip teruggingen als waarmee ze gekomen waren en dat die omstandigheid naast ontspanning een goede gelegenheid tot training gaf.
Over zijn eigen spel meldde hij bijna achteloos dat hij zonder veel inspanningen het één na beste resultaat aan het eerste bord behaalde en over de teamprestatie dat de olympiade voor het Estse team een ware triomf was. Zelfs het kampioenschap had binnen de mogelijkheden gelegen als Schmidt niet helemaal uit vorm was geweest, zo voegde hij eraan toe. Opmerkelijke afstandelijke woorden voor de beschrijving van een veelbewogen toernooi dat plaatsvond toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak.
Op 1 september 1939 viel Duitsland Polen binnen en precies op die dag zou de finale van de olympiade beginnen. Geen woord daarover in het boek van Keres. Enigszins begrijpelijk. Keres schreef zijn boek in 1960 en hij moest erg op zijn woorden letten, vermoed ik. De oorlogsjaren en zijn deelname aan schaaktoernooien in door de nazi’s bezet gebied hadden hem immers ernstig in de problemen gebracht bij de Sovjet machthebbers en het was kennelijk maar beter om geen woord aan de oorlog te wijden. Hoe het Keres tijdens de oorlog en na de oorlog verging heb ik een tijdje terug beschreven in Schaken in oorlogstijd.
Toen op 1 september Duitse troepen Polen binnenvielen en het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk twee dagen later Duitsland de oorlog verklaarden, was het de vraag of de finale gespeeld zou worden. Uiteindelijk werd besloten om toch door te gaan. Alleen het Engelse team, dat zich geplaatst had voor de finale, trok zich terug en ging naar huis omdat de Engelsen vreesden dat de kans dat ze door Duitse U-boten getorpedeerd zouden worden alleen maar groter werd als ze langer zouden wachten. In het Engelse team zaten C.H.O.D. Alexander, Stuart Milner-Barry en Harry Golombek. Zij werden later gerekruteerd voor het Bletchly Park Centre, alwaar ze de geheime code van de Duitsers wisten te kraken. Volgens velen werd de oorlog daardoor aanzienlijk bekort. Stel je voor dat hun schip getorpedeerd was geworden…
De andere teams speelden zoals gezegd wel door. Bizar genoeg ontwikkelde er zich een tweestrijd om de titel tussen Duitsland en Polen. Duitsland won, Polen werd tweede en het kleine Estland werd dus derde.
Na het toernooi keerden veel spelers, veelal van Joodse afkomst, niet terug naar Europa en bleven in Argentinië. Daaronder topspelers als Najdorf, Stahlberg, Eliskases en opmerkelijk genoeg het hele Duitse kampioensteam. Keres ging, via Nederland waar hij een match tegen Euwe speelde, terug naar Estland. Schmidt verhuisde direct na terugkomst in Europa naar Duitsland waar hij tijdens de oorlog net als Keres aan diverse toernooien deelnam. Na de oorlog emigreerde hij, zoals vele andere Baltische Duitsers, naar Canada om tenslotte in de VS een carrière op te bouwen. Hij werd een befaamd chemicus.
De topscorer van het Estse team, Friedemann, keerde in 1939 eveneens terug naar Europa en heeft tijdens de oorlog nog een enkele keer aan een toernooi deelgenomen totdat hij dienst nam in het Duitse leger. In 1944 sneuvelde hij aan het Oostfront. Reservespeler Türn heeft zo te zien het rustigste leven geleid. Ook hij ging terug en hij heeft daarna aan diverse kampioenschappen van Estland meegedaan, zowel onder Sovjet als onder Duitse bezetting. Hij eindigde steeds hoog en werd ook damkampioen van zijn land. De oudste speler van het vermaarde Estse team van 1939 stierf verreweg als laatste. In 1993, in Tallinn, bijna 94 jaar oud.
En Ilmar Raud? Als enige van zijn team bleef Raud achter in Buenos Aires. Er wordt gezegd dat zijn moeder hem smeekte terug te komen naar Estland. Mogelijk heeft het bericht dat één van zijn broers omgekomen was bij de bezetting van Estland door de Sovjets hem gesterkt in zijn besluit om niet terug te gaan. Maar wat zijn belangrijkste beweegreden was om in Buenos Aires te blijven is niet duidelijk.
Het grote toernooi van Mar del Plata in 1941 was dé kans voor de achtergebleven Europese spelers om hun naam in Argentinië definitief te vestigen, zo ook voor Raud. Stahlberg won. Raud werd slechts veertiende van de achttien spelers en daardoor had hij als schaakspeler nauwelijks een toekomst meer in dat nieuwe vreemde land. Hij heeft daarna nog één klein toernooitje gespeeld en eindigde als vierde. De schamele prijs die hij daarmee won was volkomen onvoldoende om nog langer zijn armeluis pension te kunnen betalen.
Op 29 juni 1941 verliet hij het pension om daar nooit meer terug te keren. Hij dwaalde een paar dagen door de straten van Buenos Aires en werd uiteindelijk gearresteerd door de politie. Daarbij zou zijn gevochten. Hij werd opgesloten in een bitterkoude politiecel. De volgende dag werd hij overgebracht naar een psychiatrische inrichting. Daar stierf hij de dag daarop, op 13 juli, 28 jaar oud, vermoedelijk door uitputting en ondervoeding. Hij werd gecremeerd en zijn as werd overgebracht naar zijn vaderland Estland. Toch nog teruggekeerd.
Een aangrijpend verhaal. Paul Keres en Ilmar Raud, als tieners op elkaar gestuit en als twintigers Estland de grootste schaaktriomf bezorgd uit de geschiedenis van dat land. Dat is een memorial meer dan waardig! Tot slot de andere partij die Raud eind 1934 wist te winnen van zijn beroemde landgenoot.
Wim Westerveld