Projectie van twee schaaklevens

Schaken leerde ik begin jaren zestig van mijn vader. Snel daarna, in 1963, speelde ik met mijn vriendjes van de lagere school – De Prinses Irene school – in Schiebroek.

Onder hen ook Evert van den Hooven, oud lid van SV Schiebroek en nog steeds actief als schaker. Nu bij de Delftsche Schaakclub en bij de Tata-toernooien.

Daarna begon ik schaakboeken en tijdschriften te verzamelen. Tot ik eind jaren 80 stopte met schaken. Er gingen 65 boeken de deur uit. Ook alle Tijdschriften van de KNSB. Ik had ze compleet vanaf 1960. Ook alle afleveringen van het inmiddels mythische Schaakbulletin verdwenen zo naar een enthousiaste schaakliefhebber. Wat rest van de boeken staat bij mij nu op zolder in de boekenkast.

Het is mijn gewoonte al mijn partijen te noteren in schaaknotatieboekjes. Tot dan, eind jaren 80, had ik er 25. Zeg maar ruim 600 partijen. “Als ik nog eens weer ga schaken, begin ik helemaal opnieuw”, nam ik mezelf voor. Alle boekjes verdwenen in de prullenbak bij de laatste verhuizing. Gelukkig waren 3 boekjes achter een la geschoven en vond ik ze later terug. Ze liggen nu in een denkbeeldige kluis als kostbaar relikwie uit lang vervlogen tijden. Zo zijn toch nog een paar partijen tegen bekende, onbekende en soms lang vergeten namen bewaard gebleven.

De keuze die ik maakte om boeken te bewaren, kwam op het volgende neer: Standaardwerken, boeken over grote schakers en hun verhalen en achtergronden. Een paar boeken die mijn opruimwoede overleefden:
– Ausgewähte partien 1931 – 1958 van Paul Keres
– Michael Tal van H. Bouwmeester en B.J. Withuis
– Karpov over Karpov van Anatoli Karpov
– Dertig jaar schaakprofessional in de Sovjetunie van Viktor Kortsjnoi
– De Koning, Schaakstukken van J.H. Donner
– David Bronstein, Schöpfergeist der neuesten Schachrichtung van Roman Toran

Een bijzonder boek om hier te noemen is het boek Analysen door Dr. Max Euwe AVRO’s WERELD-SCHAAK-TOURNOOI. Het toernooiboek van het beroemde toernooi uit 1936 dat ik cadeau kreeg toen ik kampioen van Spangen was geworden. Was het in 1976? Het was tweedehands. Misschien wel van hand tot hand gegaan. Want vóór de titelpagina is met de hand geschreven: ‘Aangeboden door de Schaakvereniging Spangen als 1ste prijs Wintercompetitie 1942-43 groep IIa’. En ondertekend door de voorzitter en secretaris namens het bestuur.

1. Wat was het eerste schaakboek dat je onder ogen kreeg?

Het zal voor mijn 12e verjaardag zijn geweest dat ik Prisma Schaakboek deel 1 op mijn verlanglijst had gezet. De Prismaboeken waren in die tijd te koop voor de standaardprijs van ƒ 1,25. Mijn oma was zeer ruimhartig en schonk mij alle drie de delen die toen waren verschenen. Het eerste deel gaf ik later weg aan een neefje dat schaken wilde leren, maar de delen 2 en 3 heb ik nog steeds in mijn bezit.

In deze categorie moet ook nog een ander boek worden genoemd. In de tweede klas van de HBS richtte wiskundeleraar Mac Lean, jawel Murdoch is een achterneef van hem, een schoolschaakclub op. Hij zag wel wat in mij als schaker en schonk mij het boek: Keur van mijn beste partijen van M. Botwinnik. Wat ik me van dit boek herinner is dat de loper met symbool R werd aangeduid. Dus geen Lf1-b5 maar Rf1-b5. Een notatie die ik later in geen enkel boek meer ben tegen gekomen. Waarschijnlijk is mijn voorliefde om in die tijd altijd met 1. d4 te openen een gevolg van de studie van de partijen uit dit boek.

2. Welk schaakboek heb je als laatste gelezen?

Een aparte boekenplank is ingericht voor schaak- en bridgeboeken uit mijn tweede schaakleven. Schaakboeken koop ik nauwelijks meer. Altijd zet ik er wel een paar op mijn verlanglijst voor mijn verjaardag, nog steeds.

Het Tata schaaktoernooi keert prijzen uit in de vorm van boeken. Verschillende jaren viel ik in de tienkampen in de prijzen. Een tweede prijs levert € 50,- op, te besteden aan boeken.

Een paar jaar geleden kwam ik zo in het bezit van Chess Strategy for Club Players van Herman Grooten. Een boek waar ik zo nu en dan nog wel eens naar grijp. Het heeft de subtitel ‘The road to positional advantage’. En deze titel dekt de lading. Als je deze stof beheerst en hebt geworsteld met de bijbehorende opgaven, word je zeker een betere speler.

Ook in deze categorie: Schaken met Jan Timman – De Kracht van het Paard. Prachtig karakteristiek Timman-boek. Positiespel en eindspeltechniek in één boek.

Daarnaast werd mijn verzameling weer aangevuld uit de erfenis van Arie de Jong. Uit die erfenis had ik nog een paar boeken liggen die ik nog niet had gelezen. Laatst heb ik het uit de kast gepakt en in één adem uitgelezen.

Het is Kasparov Hoog spel door Gary Kasparov. Het boek beschrijft de handel en wandel van Kasparov tijdens zijn opkomst en zijn strijd om het wereldkampioenschap. Dat speelde zich af van grofweg 1970 tot 1985. Een periode waarin ik het schaken nauwelijks meer volgde. Wat Kasparov beschrijft was dan ook nieuw voor mij. Veel mooie foto’s en alleen achterin negen belangrijke partijen van hem zonder commentaar. De rest bestaat uit verhalen over vooral zijn strijd tegen Karpov. Op het schaakbord, maar vooral ook daarbuiten.

Als buitenstaander kun je je geen voorstelling maken hoe in Rusland vanuit Moskou alles wordt geregeld. Een clan rond Karpov en de op hun hand zijnde communistische partij maakte Kasparov het leven zuur. Kasparov was half Joods, heette eigenlijk Weinstein en kwam uit Bakoe, Adzerbeidzjan. Een vreemde eend in de Moskouse bijt. Ook voor het gekonkel van de toenmalige FIDE-voorzitter Campomanes heeft Kasparov natuurlijk geen goed woord over.

Ook dit boek is weer een voorbeeld van het doorgeven van boeken. Voorin staat: ‘Schaakkampioenschap PTT 1990/91 3e prijs 1e klasse’.

3. En welk schaakboek heeft het meeste indruk op je gemaakt en waarom?

De boeken die de meeste indruk op mij maakten, staan natuurlijk op een boekenplank in de huiskamer.

Op die shortlist staan:
– My 60 Memorable Games van Bobby Fisher. Standaardwerk van de geniale Bobby Fischer in de waardeloze Engelse notatie. Speel je een partij na, blijkt de zet PxQNP niet te kunnen omdat je eerder een andere zet fout hebt uitgevoerd.
– MEIN SYSTEM van Nimzowitsch. Ook al zo’n standaardwerk dat tot de bagage van iedere clubschaker zou moeten behoren. Het positiespel in het schaken tot op het bot ontleed. Pionnenstructuren en -ketens, belangrijke velden, bezetting van lijnen en rijen.
– Theorie der turmendspiele van Löwenfisch/Smyslow. Is er nieuws onder de zon? Toreneindspelen blijven toreneindspelen. Grootmeesters voegen dagelijks nog nieuwe voorbeelden toe aan de theorie. Ook verschijnen er weer nieuwe boeken over hetzelfde onderwerp. Zoals John Nunn – Understanding Chess Endgames
– Oordeel en plan van Dr. M. Euwe. Prachtig klassiek boek over positiespel. Toch ook nog steeds zeer leesbaar. Niet zo’n pil waar je je nauwelijks doorheen kan werken.

En de winner is:

– Max Euwe Biografie van een wereldkampioen van Alexander Münninghoff / Max Euwe – analyses – m.m.v. Jules Welling. Harde kaft, meesterwerk van de onlangs overleden en betreurde Alexander Münninghoff. Alle partijen speelde ik na. De tekst las ik vele malen. Het boek beschrijft de gehele carrière van de man die decennialang het Nederlandse schaakleven domineerde. En daarna als FIDE-president zijn steentje bijdroeg aan de continuïteit van de Wereldschaakbond. Een aantal malen stelde hij het doorgaan van het instituut wereldkampioenschap zeker. Zelf was hij wereldkampioen van 1935 – 1937. Kampioen geworden door de al even legendarische Alexander Aljechin te verslaan.

Dit schrijvende komen me tegelijk weer twee andere boeken in herinnering. De verdediging van Nabokov en de Schachnovelle van Stefan Zweig. Boeken waar de hoofdpersonen (gefingeerd?) worden geportretteerd als bezetenen met oogkleppen. Sommige wereldkampioenen zouden hier voor model hebben gestaan.

Maar het boek Max Euwe blijft voor mij toch onbetwist nummer 1. De foto vertoont de verfomfaaide papieren omslag. Gescheurd door het vele gebruik.

Nog steeds ziet een niet aflatende stroom schaakboeken het licht. De ontwikkeling van het schaakspel staat niet stil. Online toernooien, schaakcomputers, steeds sterkere engines, gebaseerd op brute force of artificial intelligence. Soms ouwe wijn in nieuwe zakken, veelal aangevuld met de nieuwste snufjes met de laatste ontwikkelingen.

Ondanks dat tegenwoordig veel online wordt gepubliceerd en is te vinden, is het mijn hoop en verwachting dat schaakboeken tot in lengte van dagen zullen bijdragen aan de verdere ontwikkeling van ons mooie en onuitputtelijke schaakspel.

Epiloog

Wat mij tot nu toe in deze mooie serie opviel waren twee zaken. Bijna allemaal generatiegenoten of iets jonger schreven over hun boeken. Grosso modo veelal over dezelfde schrijvers. Wij zijn allemaal opgegroeid met Euwe, Bouwmeester en Donner.

Toen wilde ik het stokje doorgeven. Ik vroeg aan een lid, een generatie jonger dan ik, of hij het stokje wilde overnemen. “Dat zal moeilijk gaan”, antwoordde hij. “Ik bezit maar twee schaakboeken. De rest haal ik van internet.” Bestaan er over 50 jaar dan echt geen boeken meer en gaat alles over het World-Wide Web? Twijfel sloeg toe bij mij.

Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Natuurlijk vroeg ik ook nu een paar schaakboeken voor mijn verjaardag. Het is weer een prachtexemplaar: Mastering Positional Sacrifices van Merijn van Delft. Alle positionele offers in schaakpartijen van Philidor tot nu systematisch gerangschikt. Ik begon er natuurlijk gelijk aan. Maar zo’n boek krijg je natuurlijk nooit uit.

Overigens beschouw ik dit boek als meer dan volwaardige opvolger van Der Rochade-Angriff van Vladimir Vuković uit mijn eerste schaakleven. Nog steeds een mooi boek voor wie verzot is op aanvallen.

Wat verder opvalt is de taal waarin boeken worden geschreven. In gewoon Nederlands wordt steeds minder gepubliceerd. New in Chess heeft een omwenteling naar het Engels teweeg gebracht. Daar waar 50 jaar geleden veel van de boeken in het Duits verschenen.

En dan echt tot slot. ‘Wij schaken. De eerste Nederlandse encyclopedie over het schaakspel en de schakers.’ Maakt dit boek alle andere boeken overbodig? De pretentieuze titel is van de Nederlandse schrijver en schaakmeester H. Kramer. Beschrijft inderdaad bijna uitputtend globaal veel aspecten van het schaakspel en haar beoefenaars. Gaat helaas maar tot 1965. Ik trok het uit de kast omdat er ook paringstabellen in staan voor groepen van 4 tot 24 spelers. Onmisbaar toen ik toernooitjes bij de jeugd liet spelen.

Zo blijft de jeugd de toekomst houden.

Het stokje geef ik over aan Danny Hetharia.

Wim Posthumus