Als kind las ik eens aan het begin van het nieuwe jaar een vreemde tekst op de deur van een gesloten winkel. ‘Tijdelijk gesloten wegens inventarisatie’. Mysterieus als de boodschap was, dacht ik dat het iets met de voorbije feestdagen te maken had.

Nu weet ik dat het een soort lockdown was waarin de middenstand zich had begeven om de balans over het afgelopen jaar op te maken zodat het nieuwe jaar met een schone lei begonnen kon worden.

De lockdown waarin we nu leven, of die nu intelligent, gedeeltelijk of volledig is, nodigt ook uit tot terugkijken. Er is weinig te doen en we leven in het besef van een soort interregnum tussen vóór Corona en ná Corona. De toekomst lijkt ongewisser dan ooit en we zoeken naar houvast. Omzien dus, de balans opmaken.

De schaakwereld doet daar enthousiast aan mee. De schaaksite Chess24 is begonnen met het opstellen van een top 50 van de beste schakers door de eeuwen en jaren heen. Dat alles compleet met een juryrapport. De schaakgeschiedenis is rijk aan kleurrijke boeiende figuren, dus dat belooft wat. Maar kun je spelers uit geheel verschillende tijdsgewrichten wel met elkaar vergelijken als het om hun speelsterkte gaat?

Pieter Hein Nielsen en Jan Gustafsson, secondanten van Magnus Carlsen en de juryleden, merken terecht op dat vergelijkingen tussen schakers in compleet andere tijden eigenlijk niet te doen is, maar – zo voegen ze er aan toe – daarom is het niet minder leuk. Er komt immers discussie los met argumenten en mooie verhalen. Wie daar van houdt raad ik aan de links naar Chess24 de komende tijd in de gaten te houden. Kijk hier voor de Countdown to the Greatest Player of All Time.

De onderste helft van de top 50 is inmiddels gevuld. Jan Timman staat op plaats 41, ingeklemd tussen Mikhail Chigorin en Miguel Najdorf.

Toch was er iemand die zich er niet bij wilde neerleggen dat we alleen maar op een subjectieve manier naar de prestaties van bijvoorbeeld Capablanca kunnen kijken in vergelijking tot die van Magnus Carlsen. Via een bepaalde methode wist Jeff Sonas ook de coryfeeën uit het verleden langs de meetlat van de Elo-rating te leggen. Het resultaat is verbluffend.

Chessmetrics is een site bomvol ‘informatie’ met antwoorden op alle mogelijke vragen. Wie was de beste schaker op zijn 70ste? Wie de beste op zijn 80ste? Wie was de beste qua Elo-rating op zijn hoogtepunt Euwe of Timman? Om maar wat te noemen.

Ook de jury van Chess24 maakt gebruik van de methode Chessmetrics en de resultaten daarvan. Maar ze laten allerlei andere overwegingen ook een rol spelen bij de rangordening van de 50 beste spelers aller tijden in hun ‘countdown to the greatest player of all time’, want Chessmetrics is alles behalve hittebestendig en zeker niet het enige of laatste woord. Als je een abonnement neemt op Chess24 krijg je toegang tot 50 video’s over schaken en leven van de uitverkoren beroemde schakers. Dat is wat je noemt een selling point!

Dichter bij huis heb ik me de vraag gesteld wie de beste spelers van mijn club Erasmus zouden zijn geweest. De vraag stellen is als zo vaak eenvoudiger dan hem beantwoorden. Wie komen in aanmerking? Over welke documentatie beschikken we? Is er überhaupt iets zinnigs over te zeggen?

Eerst maar eens een duik in de clubgeschiedenis. Erasmus staat op de schouders van vele voorgangers. De oudste is de Nieuwe Rotterdamsche Schaakvereniging (NRSV), opgericht in 1894. Daarna kwam er een hele rits fusies tot stand met RSG, Wilhelm Steinitz & PTT, schaakvereniging Schiebroek, Het Westen & Regina en schaakvereniging Hillegersberg. Op 5 september 2005 mondden de fusies uit in de SV Erasmus en sindsdien is er rust aan het fusiefront.

Goed, het domein is gemarkeerd. Van NRSV tot en met SV Erasmus. Nu de spelers nog die tot de besten gerekend kunnen worden. Wie zouden we in de beschouwing moeten meenemen?

Het leek me dat we twee categorieën spelers in ogenschouw zouden moeten nemen. De echte clubspelers die zich daarbuiten niet of nauwelijks gemanifesteerd hebben, maar wel duidelijk voor lange tijd de besten van hun club waren, en de spelers die (ook) op hoog (inter-)nationaal niveau gespeeld hebben.

De Wikipedia-pagina van SV Erasmus hielp me op weg bij de inventarisatie van de spelers die tot de tweede categorie horen, de spelers dus die op hoog (inter-) nationaal niveau geacteerd hebben.

Daar gaan we.

  • NRSV: Max Euwe, Salo Landau, Daniël Noteboom, Frits Böttcher & mr. G.C.A. Oskam
  • NRSG/Wilhelm Steinitz & PTT: Chris Vlagsma, Willem Jan Mühring & mr. E. Mulder
  • Schaakvereniging Schiebroek: Leo Kerkhoff, John Riksen, Rob Witt, Wim Westerveld, Ada van der Giessen, Jaap Staal & Bart Gijswijt
  • Het Westen & Regina: Ruud Maliangkay & Catharina Roodzant
  • Schaakvereniging Hillegersberg: Coen Stehouwer
  • SV Erasmus: –

Opmerking: Sommige spelers waren van meerdere clubs lid. Die spelers heb ik bij hun eerste club ingedeeld.

Op zoek naar de (meervoudige) clubkampioenen, de spelers van de eerste categorie dus, kwamen heel wat namen van dominante clubtijgers uit heden en verleden bovendrijven. Maar een lijst van alle kampioenen is er niet en valt naar ik vrees ook niet te construeren. Schiebroek heeft zijn verleden prachtig gedocumenteerd in Een greep uit 50 jaar Schiebroekse schaakhistorie, maar een overzicht van alle clubkampioenen ontbreekt helaas.

En met uitzondering van Erasmus beschik ik ook van de andere clubs niet over een volledige lijst clubkampioenen. Misschien bestaan er toch nog bronnen waaruit we kunnen putten en als dat zo is verneem ik dat graag. Ik heb er echter een hard hoofd in.

Ik moet me dus beperken tot de tweede categorie, de topspelers uit heden en verleden die buiten hun club aan de weg hebben getimmerd. Maar hoe hier een rangorde in speelsterkte aan te brengen? Daar is vergelijkingsmateriaal voor nodig en in tegenstelling tot het vele beschikbare materiaal over de topspelers van de wereld is dat bij onze clubspelers slechts in beperkte mate voorhanden. Als een speler opgenomen is in de analyse van Chessmetrics (of beschikt over een Fide-rating) valt er iets zinnigs te zeggen over de vraag hoe zijn speelsterkte zich verhoudt tot die van clubgenoten die eveneens te vinden zijn in Chessmetrics. De ranglijst zal daarom in hoofdzaak bestaan uit een rangorde van de spelers die met hun toprating in Chessmetrics zijn opgenomen, aangevuld met een enkele speler die nog volop actief is, niet in Chessmetrics te vinden is, maar wel een top Fide-rating heeft gehad van plus 2200.

Ik ga nu het rijtje even af om te kijken wie we niet in de rangordening kunnen meenemen. Geen van de volgende spelers zijn terug te vinden in Chessmetrics. Frits Böttcher heeft op hoog niveau gespeeld, maar er zijn geen rating gegevens bekend en valt dus af. Mr. E. Mulder speelde in de hoofdklasse en maakte deel uit van het kampioensteam van de schaakvereniging Rotterdam. Bovendien won hij het Open Nederlands Kampioenschap. Ook hij had geen Fide-rating. John Riksen heeft nationaal op het hoogste niveau gespeeld, maar zijn top Fide-rating is lager dan 2200.

Ada van der Giessen leverde in 1973 haar topprestatie: dameskampioen. Maar haar top Fide-rating komt niet in de buurt van de 2200. Jaap Staal was jarenlang hoofdklassespeler en maakte deel uit van de kampioensteams van Charlois. Zijn Fide-rating kwam echter nooit boven de 2200 uit. Ruud Maliangkay beleefde in 1991 zijn grootste succes, tweede in het WK correspondentieschaak. In het bordschaak had hij geen Fide-rating. Catharina Roodzant was lange tijd de schaakkoningin van Nederland en kampioen in 1935, 1936 en 1938, maar ook van haar zijn er geen rating gegevens.

Dat waren de afvallers, niettemin stuk voor stuk spelers en speelsters die een podium verdienen. Sterspelers uit ons clubverleden. En de afwezigheid van een Fide-rating of een te lage Fide-rating doen Frits Böttcher, mr. E. Mulder en Jaap Staal (mogelijk) onrecht doordat ze hun beste tijd hadden in een pre-rating tijdperk en niet in Chessmetrics zijn opgenomen. De enige speler die niet in Chessmetrics is opgenomen maar wel beschikt over een hoge top Fide-rating is Bart Gijswijt. Hij kan dus worden opgenomen in de ranglijst.

En dan nu de lijst in volgorde van Elo-rating.

Onbetwist nummer één is Max Euwe. Met kop en schouders. Daar hoeven we niet lang over na te denken, maar wie op eerbiedige afstand volgen zal wellicht verrassen door de volgorde op de ranglijst.

1. Max Euwe 2769

2. Salo Landau 2575

3. Daniël Noteboom 2570

4. Coen Stehouwer 2515

5. Rob Witt 2507

6. Willem Jan Mühring 2504

7. Leo Kerkhoff 2470

8. mr. G.C.A. Oskam 2448

9. Chris Vlagsma 2412

10/11. Bart Gijswijt en Wim Westerveld 2389

En de lijst op volgorde van de hoogste positie op de wereldranglijst, die een speler ooit heeft ingenomen, ziet er als volgt uit.

Hoogste positie wereldranglijst
1. Max Euwe                    1
2. Daniël Noteboom            32
3. mr. G.C.A. Oskam           36
4. Salo Landau                42
5. Willem Jan Mühring        151
6. Chris Vlagsma             181
7. Coen Stehouwer            289
8. Leo Kerkhoff              297
9. Rob Witt                  451
10. Wim Westerveld           634
11. Bart Gijswijt           2551

Opmerking: In de loop van de tijd is het aantal sterke spelers enorm gegroeid. De plaats op de wereldranglijst van met name Bart is daardoor niet goed vergelijkbaar met die van de old-timers.

Mooie lijstjes toch? Voor Coen, Rob en Bart zal het wel een beetje voelen als ‘bien étonnés de se trouver ensemble’. Voor mezelf voelt dat zeker zo.

De verrassingen zijn wat mij betreft mr. G. Oskam (even bij de wereldtop) en ook wel Coen Stehouwer. Van de eerste wist ik niet dat hij zo sterk is geweest en van de laatste is het opmerkelijk dat hij zo kort en blijkbaar op zo’n hoog niveau heeft gespeeld. Waarom zou prof. dr. C. Stehouwer zo snel helemaal gestopt zijn? Zijn andere carrière? Voor prof. dr. M. Euwe was dat geen beletsel, maar Euwe was dan ook een absoluut fenomeen. Nooit meer overtroffen.

Tenslotte nog iets leuks nu we toch in het verleden graven. Terugkijken op de match Euwe-Aljechin in 1935 kun je op de pagina Wereldkampioenschap schaken 1935. Erg interessant om te zien hoe onze clubgenoot nr. 1 van de wereld werd. Paul van der Sterren is uw heldere en meeslepende gids.

Wim Westerveld