Drie prachtboeken en ik zeg het gelijk maar: bestel ze en heel veel leesplezier wordt je deel. Bovendien adviseer ik om ze in dezelfde chronologische volgorde te lezen als ik gedaan heb.

José Raúl Capablanca, A Chess Biography door Miguel A. Sánchez

Je wordt meegenomen in de veelbewogen geschiedenis van Cuba en Capablanca. Telg uit een militair geslacht. Trots en vol zelfvertrouwen. Een uitzonderlijk talent. Overtuigd van zichzelf, op en naast het schaakbord. Hard studeren hoefde hij niet, zo goed was hij ten opzichte van zijn concurrenten.

En het mondaine leven lonkte. Vrouwen. Ze waren gek op hem en intussen won hij alles wat er te winnen viel. Totdat Aljechin zijn pad kruiste. Aljechin had hem ten onrechte als wereldkampioen onttroond, vond hij. Maar Aljechin ontliep hem daarna, uit vrees dat hij toch de mindere zou blijken te zijn. Een drama.

Midden in de Tweede Wereldoorlog overleed Capablanca, slechts 54 jaar oud. De extreem hoge bloeddruk waarmee hij kampte had hem mentaal nauwelijks ondermijnd zo leek het – hij bagatelliseerde zijn fysieke problemen steeds – maar het had wel zijn gezondheid aangetast met uiteindelijk een fatale afloop.

Het boek van Sanchez is het product van een persoonlijke fascinatie, maar tegelijkertijd een proeve van een historicus die nauwgezet zijn bronnen verantwoordt.

Genna Remembers door Genna Sosonko

Heel anders is het boek Genna Remembers door Genna Sosonko.

Liefdevol. Dat is het sleutelwoord voor zijn beschrijving van Sovjet geweldenaren en hun problemen met de autoriteiten. Het is niet een beschrijving op een afstandje zoals bij een biografie. Hij laat je als intimus voelen hoe het is als talent zich moet voegen naar de grillen van een regime dat gedreven wordt door een ideologische idee fixe. Prachtig en ontluisterend tegelijk.

Het boek begint met de introductie in de schaakwereld van ‘de grootmeesterremise’. Dat zou Capablanca volgens Sosonko aangerekend moeten worden. De eerste die gebruik maakte van zijn dominantie voor een free ride.

En zo werd het eerste boek en de schaakgeneratie van Capablanca door het tweede boek verbonden met de generatie die daarna kwam, de generatie van de Sovjet-schakers en hun hegemonie. Met als extra’s onder andere een hilarisch verhaal over de strapatsen van betonkoning en schaakmecenas Anfried Gunther Dagobert Pagel.

Hoofdpersoon in het derde boek is Bobby Fischer. Het fenomeen dat de overheersing van de Russen op onwerkelijke wijze onderbrak.

The Unstoppable American Bobby Fischer’s road to Reykjavik door Jan Timman

Een fantastisch boek. Hoe iemand met een geweldig talent, maar ook zó onzeker als hij niet achter het schaakbord zat, tot zulke extreme resultaten wist te komen. Iedere partij koste wat het kost willen winnen, willen bewijzen dat hij de beste was.

Het boek behandelt de zegetocht naar de match om het wereldkampioenschap: de opmaat tot de cyclus om het wereldkampioenschap en vervolgens de route die langs Palma de Mallorca (18½ uit 23), Vancouver (Taimanov, 6-0), Denver (Larsen, 6-0) en Buenos Aires (Petrosjan, 6½-2½) voerde. Bekend verhaal voor mijn generatiegenoten maar met nieuwe anekdotes en een frisse blik op de partijen met hulp van de schaakcomputer. Geen lange computervarianten maar helder en instructief commentaar van Jan Timman.

Wat bij mij na lezing van deze drie boeken blijft hangen is hoe bepalend karakter is voor de manier waarop talent zich manifesteert. Natuurlijk, een buitengewoon talent is een conditio sine qua non voor uitzonderlijke prestaties. Maar het zelfvertrouwen van Capablanca was voor hem bepaald geen motivatie om hard aan zijn schaken te werken of om er iedere partij vol voor te gaan. Hij wist toch wel van zichzelf dat hij de beste was. Een grootmeesterremise was prima als winnen niet noodzakelijk was en er belangrijker zaken buiten het schaakbord konden worden gedaan.

De innerlijke onzekerheid van Bobby Fischer daarentegen en natuurlijk ook zijn liefde voor het schaken maakten dat hij voortdurend bezig was het spel verder te doorgronden en te bestuderen. Dag in dag uit. Die onzekerheid lijkt ook aan de basis gestaan te hebben van zijn gewoonte om steeds maar weer obstakels voor zichzelf en toernooiorganisaties op te werpen, soms zo bizar dat het erop leek dat hij het gevecht op het schaakbord schuwde. Maar éénmaal achter het schaakbord ging hij geen enkele confrontatie uit de weg en was zijn winstwil ongeëvenaard. Iedere partij moest hij bewijzen dat hij de beste was.

Een ongelukkig monomaan leven werd zijn deel, langdurig verwijderd van de schaakscene en gevangen in een toenemende gekte. Maar die alles verwoestende stormloop naar het wereldkampioenschap heeft hem onsterfelijk gemaakt.

Wim Westerveld