Drieluik: deel 1

Ergens begin jaren tachtig had ik een ontmoeting met de befaamde documentairemaker Hans Keller. Hij sprak woorden die me altijd zijn bijgebleven:

“Zonder een humuslaag kan hier nooit iets moois opbloeien.”

Hij had het over Rotterdam en misschien ook over zichzelf. Weggeplukt uit het bruisende culturele leven van Amsterdam was hij naar mijn stad gekomen om leiding te geven aan de Rotterdamse Kunststichting. Het werd geen succes en na een kortstondig verblijf alhier keerde hij de Maasstad de rug toe. Maar zoals gezegd, zijn woorden bleven hangen.

Onze schaakwereld beschikt gelukkig over een humuslaag. De vruchtbare bodem die gevormd wordt door schaakclubs, gestut en gedreven door vrijwilligers: bestuurders, teamcaptains, jeugdtrainers en redacteuren van clubblad en clubsite, die hun vrije tijd en talent inzetten om de clubtraditie in ere te houden en een sportieve arena te bieden aan jong en oud. Sommigen doen dat onopvallend, anderen opvallend en een enkeling buitengewoon opvallend. Daar is veel moois uit voortgekomen. Een rijke wereld van gezelligheid, spannende competities, toernooien en (wereld-)toppers.

Zo’n buitengewoon opvallende clubman is Henk de Kleijnen. Niet van één club, maar van meerdere clubs. Eerst van Schaakvereniging Schiebroek, vervolgens van de Alphense Schaakclub, later van Schaakclub Messemaker 1847 en nu van Schaakvereniging Erasmus. Henk deed van alles. Schrijven en enthousiasmeren vooral. In de clubbladen, op de clubsites later, en in (lokale) kranten.

Zijn ‘soepele pen’ stond garant voor buitengewoon leesbare en soms vermakelijke stukken en verslagen. Van alles organiseerde hij ook en daarbij was hij een ongeëvenaarde teamcaptain. Velen zullen geïnspireerd geraakt zijn door zijn niet aflatend enthousiasme. Ik was één van de gelukkigen die dat hebben mogen ervaren. Het spreekt bijna vanzelf dat dankbaarheid voor wat Henk gedaan heeft omgezet is in onderscheidingen. Henk is lid van verdienste van Messemaker en erelid van Erasmus.

Tussen alle bedrijven door speelde Henk ook zelf. Op uitstekend clubniveau. Vaak combineerde hij dat met het teamleiderschap en dat moet hem zo nu en dan uit zijn concentratie gehaald hebben, want voor hem geldt dat je niets half doet.

De afgelopen tijd heb ik biografieën gelezen over grote schakers als Capablanca en Fischer. Bij hen viel het gewone leven vrijwel samen met het leven als schaker. Ik bedacht me dat je zelden leest over levens waarin schaken een belangrijke bijrol speelde. Dat leek me wel zo interessant, mits goed opgeschreven. En ik dacht aan Henk.

En nu is Henk ziek, zeer ernstig ziek helaas. Ik vroeg hem of hij nog zin en energie had om zijn schakersleven ‘aan het papier toe te vertrouwen’. Dat had hij gelukkig. Hij die altijd over anderen heeft geschreven, heeft dat nu over zichzelf gedaan. We gaan zijn verhaal in episodes publiceren, steeds voorafgegaan door een korte inleiding van mijn hand waarin ik een paar persoonlijke ervaringen met Henk zal delen. We hopen dat ook dit verhaal veel lezers zal enthousiasmeren voor het mooiste spel van de wereld. En als u wilt reageren dan kan dat. Henks emailadres is dekleijnen@ziggo.nl.

Hierna volgt het eerste deel van in totaal drie delen. De overige twee afleveringen zullen de komende weken te lezen zijn.

Deel 1. De kennismaking

Tieners waren we, Rob Witt en ik, halverwege de jaren zestig. Als het even kon schaakten we. Toen we in een huis aan huis blad lazen dat Schaakvereniging Schiebroek een zogenaamd instuiftoernooi organiseerde, hebben we ons aangemeld. En zo stapten we de drempel over die toegang bood tot het clubleven. We vielen in een warm bad waarvan het water op temperatuur werd gehouden door Henk en een paar anderen. We waren verkocht.

Al snel werden Rob en ik opgenomen in het eerste team van de club. Aangemoedigd door Henk en zijn opzwepende stukjes in het clubblad begonnen we aan een gestage opmars door de gelederen van de Rotterdamse onderbond. Gestart in de tweede klasse van de RSB bereikte het team uiteindelijk de tweede klasse van de landelijke competitie. En passant werd Rob jeugdkampioen van Nederland. Het waren prachtjaren bij Henk en de club. Om nooit te vergeten.

Maar hoe beleefde Henk zelf zijn eigen eerste jaren in de schaakwereld ? Dat beschrijft hij hierna.

Henks schaakleven

Vroegste jeugd

Geboren in 1943. Leerde schaken rond mijn twaalfde. Van mijn vader, die toen ook (kort) lid was van Schiebroek. Als hij bord en stukken had opgesteld en studeerde in een boekje van Euwe, werd ik mateloos gefascineerd door de diagrammen en symbolen. Na de loop der stukken te hebben geleerd sloot ik me op 13-jarige leeftijd aan bij de jeugdopleiding van Schiebroek, onder leiding van de toen sterkste speler, B.P. Vermeulen. Mijn vriend Leo Kerkhoff deed hetzelfde en allebei raakten we al snel in de ban van het spel. Voor mij sprak het analytisch denken en het planmatig aan de slag gaan me vooral aan, naast het competitie-element en de schier eindeloze mogelijkheden van het spel.

Puberteit (en school)

Door ons enthousiasme en onze leergierigheid maakten we snel vorderingen en staken we steeds meer tijd in onze hobby. Té veel tijd, want Leo en ik bleven op het Calandlyceum zowel in de 1e als de 3e klas van de HBS zitten omdat we ons helemaal aan het spel overgaven. Onze leraar Frans, Piet de Waal, betrapte ons tijdens de les op het gebruikmaken van een zakschaakspel en nam dat onverbiddelijk in beslag. We schakelden over op blindschaak…

Henk staand bovenin vijfde van links. Leo zittend in het midden vijfde van links.

In die periode was Frits Hooftman, wiskundeleraar (vader van Victor) ook een stimulans. Hij bracht krantenartikelen mee om partijen te bestuderen. Het was een prachtige periode met schoolschaaktoernooien, onder andere in de kerstvakantie in de Witte de Withstraat en in een interscholaire competitie met vooral het Marnix gymnasium als geduchte tegenstander. Ik herinner me een toernooitje, waarin ik 7 uit 7 haalde en daarmee eindigde vóór John Schell en Leo Kerkhoff. Op het Rotterdamse stadhuis werden Leo en ik beiden geselecteerd voor de jaarlijkse ontmoeting Rotterdam-Antwerpen (jeugdteams van 6 spelers), waaraan we twee keer deelnamen.

Henk derde van rechts.

Ook aan het toenmalige Huttontoernooi bewaar ik de beste herinneringen (jeugdteams van alle onderbonden).

Henk helemaal rechts, naast hem Jacob Kort. In het midden Leo Kerkhoff. Helemaal links Henny Maliangkay, derde van links Ruud Maliangkay.

Overigens was er nóg een leraar die mijn latere carrière impulsen gaf. Dat was Bert Kruyne, leraar Nederlands en ex-journalist. In mijn lievelingsvak produceerde ik eens een opstel over een schaaktoernooi waarin Leo en ik, naast grootheden als Tal en Botwinnik, niet zonder succes deelnamen. Dat vond Kruyne zó geslaagd dat hij er een 10 voor overhad en het verhaal voor de klas voorlas. Nadien kregen al mijn opstellen het cijfer 10. Ik nam me voor om journalist te worden en zou nog tijdens mijn schooltijd freelancebijdragen voor het Rotterdamsch Parool, waar ik ook krantenbezorger was, leveren.

Na de derde klas, waar we dus samen vijf jaar over hadden gedaan, scheidden onze wegen: Leo ging naar de B-kant, ik naar de A-kant. Dat leverde een snelle opmars op naar het eindexamen met diploma. Ondertussen zochten we elkaar meerdere malen per week op, niet alleen om te schaken, maar ook op de zolderkamer bij Leo thuis te (kamer)biljarten en zelfbedachte bordspelen te spelen.

Ondertussen groeide onze speelkracht zienderogen. In de strijd om het Rotterdams jeugdkampioenschap deden we om de eerste plaatsen mee. Meestal werden de partijen bij iemand thuis gespeeld. Heel bijzonder was het, dat in ons onderlinge duel (bij mij thuis) Leo voldoende had aan een puntendeling voor het kampioenschap, terwijl ik zelf inmiddels kansloos was. Ik kwam gewonnen te staan, maar bood remise aan. In het verlengde van deze voorronde werd Leo jeugdkampioen van Nederland! Leo’s ontwikkeling was daarna sneller dan die van mij. Hij studeerde serieus schaak, terwijl ik daar nauwelijks aan toekwam en een begin maakte met een schaakbibliotheek die uiteindelijk 2.500 titels zou tellen.

Waar Leo werd ‘geplukt’ door Henny Vijgeboom om bij Spangen te gaan spelen, bleef ik Schiebroek trouw. Won diverse malen het zomerkampioenschap en het snelschaakkampioenschap en werd éénmaal in één seizoen (1964-1965) zowel winter- als zomerkampioen.

Studietijd

Na een ultrakorte militaire diensttijd (afgekeurd na 6 weken omdat mijn slechte gezichtsvermogen ‘een gevaar in oorlogstijd’ zou betekenen) zag ik mijn kans schoon en solliciteerde met succes bij Dagblad Scheepvaart, waarvan bekend was dat je daar bij goed werk de standaardleerlingperiode van drie jaar kon verkorten. Na een jaar was ik leerling áf en werkte nog een jaartje als redacteur 3e klasse. Parallel daaraan was ik in de weekends sportverslaggever bij het Rotterdamsch Parool.

Henk helemaal rechts

Vervolgens werd Dagblad De Rotterdammer mijn werkgever. Als redacteur 2e klasse maakte ik deel uit van de regionale redactie en in de weekends van de sportredactie (zaterdagvoetbal). Dat laatste was een curieuze bezigheid, want de streng religieuze krant sloot onder leiding van chef sport Meindert Leerling (later fractievoorzitter van de RPF in de Tweede Kamer) zondagsport uit. Op zaterdagavond klokslag 24.00 uur mocht er geen letter meer getypt worden. Bij een schaatskampioenschap werden op maandag alleen de resultaten van zaterdag vermeld…

Terug naar het schaken. Bij Schiebroek organiseerde ik van alles, waaronder een intern jeugdkampioenschap en een jeugdschaakdag in de Paasvakantie, die gehouden werd in de Goede Herderkerk en in tien edities uitgroeide tot het grootste eendaagse jeugdschaakevenement van het land (205 deelnemers). Bovendien was ik actief als speler-captain van het eerste team dat twee achtereenvolgende promoties maakte. Tussen de bedrijven door schreef ik in samenwerking met J.L. Dijkers een schaakcursus in tien afleveringen in het tijdschrift van de Schiebroekse Gemeenschap (wat zowaar nog enkele nieuwe leden opleverde), schreef verslagen in De Koerier en verzorgde ik in weekblad De Havenloods een schaakrubriek met de titel ‘Man en Paard’, welke benaming later door Hans Böhm gebruikt zou worden voor zijn radioprogramma’s.

Hele mooie herinneringen bewaar ik ook aan de jaarlijkse simultaanséances die het warenhuis V&D na het Hoogoventoernooi organiseerde. Dat leverde me (verlies)partijen op tegen onder meer Botwinnik, Geller, Spasski en Donner.

Ook volgde ik met succes de opleiding voor de MO-akte Nederlands, eigenlijk ingegeven door de gedachte aan mijn voormalige leraar Nederlands, maar ik ambieerde geen baan voor schoolklassen.

Tot zover Henk. Volgende keer deel 2. Hernieuwde kennismaking.

Wim Westerveld in coproductie met Henk de Kleijnen