De Rotterdamse Doelen in een ode aan een grote meester

Ieder jaar, eind december, zijn er tv-uitzendingen waarin wordt herdacht welke groten der aarde het afgelopen jaar het tijdelijke voor het eeuwige hebben verwisseld. Staatslieden van grote landen, kunstenaars, auteurs en wetenschappers die Nobelprijzen wonnen. Cabaretiers en zangers die miljoenen op de wereld hebben vermaakt, worden genoemd.

Zelden of nooit behoren schakers tot diegenen die worden herdacht. Het jaar 2016 is daarop een uitzondering. De grote schaakmeester, bijgenaamd de verschrikkelijke, werd toen herdacht. Daarmee schaarden de tv-makers hem, Victor Kortsjnoi, impliciet onder de groten der aarde.

Grote gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis laten hun sporen na in ieder individu. Iedereen die het heeft beleefd, weet nog waar hij of zij was toen op 11 september 2001 terroristen de Twin Towers deden instorten. Of waar je je bevond toen de Berlijnse muur viel. Toen president Kennedy in 1963 werd vermoord. Gebeurtenissen waarbij de tijd even stil stond en de gehele wereld haar adem inhield.

Voor mij was zo’n gebeurtenis mijn simultaanpartij tegen Victor Kortsjnoi. De partij vond plaats in de Rotterdamse Doelen. Moet begin zeventiger jaren zijn geweest. Waarschijnlijk 1971 toen Kortsjnoi het Hoogoventoernooi, zoals het toen nog heette, won. Na afloop van het Hoogoventoernooi was er het gebruikelijke simultaantoernooi. Altijd nam ik er aan deel.

In één van de bijzalen van de Doelen vonden de simultaanseances plaats. De zaal bevond zich aan de kant van het Kruisplein. Ik zat met mijn rug naar het Centraal Station toe. Hoe gaat het eraan toe tijdens zo’n seance? Wij zaten in een vierkant, zo’n 36 of 40 schakers van allerlei pluimage. In het begin loopt de grootmeester rustig zijn rondjes. Zijn openingskennis is fenomenaal. Hierdoor vallen al snel een aantal spelers af. Zijn superioriteit bezorgt hem in het middenspel voordelige posities. Een aantal volhouwers brengt het tot het middenspel, maar moet dan ook het hoofd buigen. Soms is er een enkele remise.

In ieder geval bereikte ik een veelbelovende, misschien zelfs gewonnen positie. De gelederen dunden steeds verder uit. Je bent verplicht als de grootmeester aan je bord verschijnt te zetten. Dat is als er steeds minder tegenspelers voor de grootmeester overblijven, steeds sneller. In mijn geval behoorde ik tot de laatste twee overgebleven tegenstanders. De andere speler zat recht tegenover mij in het carré, zodat Kortsjnoi nog heen en weer moest lopen.
Toeschouwers dromden inmiddels om mijn bord om te zien hoe zo’n jongeling, ik was 19 jaar, het tegen de grootmeester er van af ging brengen. De opdringerige toeschouwers maakten mij het noteren bijkans onmogelijk. Fluisterden mij allerlei, meestal slechte zetten, toe.

Dan geeft mijn medestrijder tegenover mij de partij op. Ik moet als laatste der Mohikanen de partij voortzetten. Inmiddels in het eindspel beland, schat ik mijn positie als zeer voordelig in. Ik herinner mij een eindspel met paarden en lopers. Moet je in dit geval als simultaanspeler nog steeds a tempo zetten? De grootmeester staat immers steeds aan jouw bord.

Mijn bloed kookt, de bloeddruk stijgt tot recordhoogte. Ga ik dan echt winnen van de grote Kortsjnoi? Maar dan een mindere zet. De partij vervlakt bij gereduceerd materiaal en de partij loopt remise.

De notatie van de partij is helaas verloren gegaan, maar de herinnering zal altijd blijven.

Wim Posthumus