Niet minder dan een sensatie was het. Michail Tal die zijn eerste partij als wereldkampioen verloor van een speler die nog niet eens schaakmeester was.
De enige verliespartij bovendien van het oppermachtige Sovjet-team tijdens de schaakolympiade van 1960.
Zoals vaker tegen mindere tegenstanders bediende Tal zich van de Benoni. Benoni is een Hebreeuws woord en betekent zoveel als ‘zoon van verdriet’. In de handen van Tal stortte de Benoni de witspeler meestal in het verdriet, maar ditmaal liep het anders. Een kansloze nederlaag werd het voor de zwartspeler. Hoe kon dat?
Het antwoord daarop: Kaarle-Sakari Ojanen, de kampioen van Finland. Hij bracht een paar maanden eerder de Benoni een gevoelige klap toe toen niemand minder dan Paul Keres zijn tegenstander was. Het positionele pionoffer e5 gevolgd door f5 was nieuw.
Wit aan zet speelde e5 en na … dxe5 f5! Zwart raakte de coördinatie van zijn stukken kwijt, de f-lijn werd een groot probleem, de vrije d-pion vormde een voortdurend gevaar en veld e4 kwam vrij voor een wit paard. Ik heb die ellende meermaals ervaren. Keres was machteloos tegen een speler die hij gewoonlijk de baas was. De partij vond plaats in Helsinki op 14 mei 1960 in een landenmatch tussen Finland en Estland.
Kaarle-Sakari Ojanen – Paul Keres
Op 8 november 1960 stond de elfde finaleronde van de schaakolympiade in Leipzig op het programma. Het Engelse team zou uitkomen tegen het team van de Sovjet-Unie. In die tijd konden nieuwe ideeën nog enige tijd onder de radar blijven en dat was van groot belang voor wat die dag komen zou.
Volgens de overlevering zag de eerste-bordspeler van de Engelsen ‘s ochtends bij de voorbereiding de partij Ojanen-Keres en was hij daarvan zo onder de indruk dat hij besloot niet zijn gebruikelijke 1. e4 te spelen maar 1. d4. Die middag kwam zijn verwachting uit dat Tal Benoni tegen hem zou spelen. Of Tal Ojanen-Keres niet kende of dat hij erop speculeerde dat tegenstander Jonathan Penrose onwetend zou zijn, we kunnen er slechts naar gissen. In ieder geval mogen we aannemen dat Paul Keres, die het derde bord van de Sovjets bezette, de legendarisch geworden partij misschien niet hoofdschuddend maar dan toch zeker met belangstelling gevolgd zal hebben.
Jonathan Penrose - Mikhail Tal
Jonathan Penrose was een decennium lang de sterkste Britse schaker. Tien keer kampioen van Groot-Brittannië, tussen 1958 en 1969. In 1961 werd hij tot internationaal meester benoemd en in 1993, toen hij al lang niet meer actief was, werd hij grootmeester op grond van zijn prestaties in het verleden. Toen hij de spanning van het bordspel niet meer aankon, ging hij correspondentieschaak spelen. En ook daarin was hij buitengewoon succesvol. Penrose is altijd amateur gebleven. Schaken deed hij erbij. In het dagelijks leven was dr. Penrose psycholoog en universitair docent. In 1971 werd hem het lidmaatschap van de Order of the British Empire verleend. Hij overleed in november 2021, 88 jaar oud.
Naar aanleiding van zijn overlijden twitterde iemand dat Jonathan Penrose de onderpresteerder van de familie was. Dat is nog niet hetzelfde als ‘het zwarte schaap van de familie’ of ‘de zoon van verdriet’, maar het is op zijn minst opmerkelijk om iemand met zo’n staat van dienst, lid van de orde van het Britse Rijk, zó te typeren bij zijn dood. Maar toen ik las dat zijn vader Lionel Penrose (psychiater, medisch geneticus en wiskundige) een beroemde professor was, zijn oudste broer Sir Roger Penrose de Nobelprijs voor de natuurkunde gewonnen heeft, zijn andere broer Oliver Penrose emeritus hoogleraar theoretische fysica is en zijn zus Shirley Hodgson als een vermaard geneticus door het leven gaat, kon ik de humor van die op het eerste gezicht ongepaste uitlating wel waarderen.
En zijn we niet allemaal onderpresteerders in het gezelschap van reuzen?
Wim Westerveld