Beste lezers, waarde redactie van Schaaksite,

‘Homo ludens’ staat voor een mensbeeld waar het wezen van de mens in spelen ligt en leren aan spelen verbonden is. Wij schakers zullen, naar ik denk, niet twijfelen aan de juistheid van zo’n mensbeeld. Maar wat beklijft er van alles wat je leert? Van slechts tien procent heb je later regelmatig plezier, las ik ergens. Alleen zul je niet van tevoren weten welke tien procent dat zal zijn.

Toen compagniescommandant, de kapitein Choufoer, mij op een gezegende dag met groot verlof stuurde, deed hij dat met de woorden: “Je hebt hier dingen geleerd waar je je leven lang profijt van zult hebben.” Dat leek me sterk, gezien mijn bescheiden carrière als hofmeester en schrijver in de Julianakazerne te Den Haag.

De kazerne was tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers gebouwd. Pal daarnaast had rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart zijn commandobunker. In mijn diensttijd was het een kazerne waar de opperofficieren van het Nederlandse leger zich ophielden. Zij droegen veelal namen van militaire geslachten die verraadden dat ze afstamden van buitenlandse huurlingen, zoals Messerschmitt, Gimbrère en Choufoer. Het was wachten op oorlog en sommigen hadden uit verveling al vroeg op de dag de nodige alcoholische versnaperingen achter de kiezen. Het beeld van de kazernecommandant, de overste Gimbrère, die aan het eind van de middag staand door het open dak van het Dafje van zijn secretaresse de kazerne wankelend en saluerend verliet, zal me altijd bijblijven. Net als de feesten en galadiners met opgepoetste officieren en knappe Marva’s, Milva’s en Luva’s. Maar dit terzijde.

De vraag is wat ik geleerd heb van die episode in mijn leven. Toen dacht ik: helemaal niets. Schieten met de karabijn, uitserveren, poleren, hoog opgestapeld de tafel afruimen? Het vertalen van zogenaamde NATO Standard Agreements (STANAGS), afspraken over de standaardisering van de wapensystemen van NAVO-lidstaten, soms? Wachtcommandant spelen in de Alexanderkazerne? Een debacle was dat trouwens, toen midden in de nacht een kolonel langs kwam en op hoge toon vroeg naar de officier van piket en ik erom heen draaide, want ik wist dat die met zijn vriendin lag te neuken op de eerste verdieping van het wachtlokaal. Licht arrest voor mij en zwaar arrest voor die arme vaandrig. Maar ook dit terzijde.

Uiteindelijk weet ik nu waar ik die tien procent leerstof van mijn diensttijd moet zoeken. In het hoog opgestapeld de tafel afruimen! Daar heb ik nog dagelijks profijt van. En nu de Rus weer ante portas staat, zou die tien procent wel eens kunnen oplopen naar een hogere waarde als mijn vaardigheid met de karabijn en kennis van NAVO wapensystemen van pas komen. De moraal van dit verhaal? Er valt altijd wat te leren waar je later iets aan hebt, hoe triviaal ook op het eerste gezicht.

Als het om school en studie gaat, kost het minder moeite om aan te wijzen waar ik het meest en regelmatig baat bij heb gehad: taal en economie. En wat mijn werk betreft heeft het jarenlange verblijf in de Haagse taalmachine blijkbaar mijn taalvaardigheid goed gedaan zonder dat de modder van het ambtelijke jargon eraan is blijven kleven.

De tien procent die is blijven hangen van de schaakstudie en waarvan ik dagelijks profiteer als ik enthousiast online speel, is meer dan duidelijk. Toreneindspelen! Die komen het vaakst voor. Vergeet de studie van openingstheorie niet helemaal, zorg dat je zonder kleerscheuren door opening en middenspel komt, en dan zul je in veel gevallen profiteren van je kennis van toreneindspelen.

School, studie, militaire diensttijd, werk, schaken en nu komen we aan het heden. Zou er nog iets te leren zijn?

Na mijn pensionering ben ik gaan schrijven over mijn levenslange passie, het spel en de wereld van het schaken zoals die losgezongen is van het aardse bestaan. Ik houd daarvan. Maar het viel niet in goede aarde, merkte ik recentelijk, toen ik iets raakte dat volgens mij verband houdt met de strikt hiërarchische verhoudingen binnen de schaakwereld. Ik las eens hoe een schaakteam in volgorde van Elorating door de draaideur van zijn hotel ging. Absurd natuurlijk.

Gelukkig was er ook lof en aanmoediging, maar duidelijk is geworden dat polemiek buiten het schaakbord helemaal niet (meer) op prijs wordt gesteld. Zoiets als ‘die dikke in zijn ruitjesjas’ kan bijvoorbeeld niet meer vandaag de dag. Fatshaming zou er onmiddellijk gebulderd worden. Laat ik daarom het advies van één van jullie maar opvolgen en de onruststoker in mij alvast vooruit sturen naar zijn laatste rustplaats, in de hoop dat die zich daar gedeisd houdt totdat de rest van mij daar ook arriveert. Maar je weet het maar nooit met een onruststoker, want dat is het hem nu juist.

Tenslotte een tip voor mijn fans, want fans heb ik dus ook.

Niet alle stukjes die ik schreef, heb ik op Schaaksite gepubliceerd. Mijn eerste stukjes, niet, denk ik, en die zijn me eigenlijk het meest dierbaar. De verhalen die gaan over mijn Rotterdamse schaakvrienden die al een tijdje niet meer onder ons zijn: John Schell en Ruud en Hennie Maliangkay. Homo ludens in eigen persoon waren zij. In het verhaal over John Schell zit een prachtige grafrede van Jan Timman waarin hij op sublieme wijze een tijdsbeeld oproept. Zie Schaakverhalen Wim Westerveld.

Moedig voorwaarts dan maar, samen met de mooie website van mijn schaakclub Erasmus en het fijne podium van Schaaksite.


I’ll be back.

Met vriendelijke groet,

Wim Westerveld