Officieel heb ik tot mijn achttiende niet gerookt. Het leverde me een van mijn mooiste schaakboeken op, Ausgewählte Partien door Paul Keres. Het boek staat nog altijd in mijn boekenkast. Als beloning gekregen van mijn lieve opa. Op het titelblad van het boek schreef hij met krachtige hand: 4 februari 1968, Oma en Opa. Meer niet.
Het was mijn verjaardag en ik stelde mezelf gerust met de gedachte dat die paar sigaretjes die ik in Brussel met mijn Waalse vriend had gerookt natuurlijk niet telden. En lekker vond ik die zware Bastos sigaretten ook al niet, maar ja, ik wilde me niet laten kennen. Opa heeft hier gelukkig nooit van geweten.
Ruim een jaar later speelde ik mee in het IBM-toernooi. Er werd veel gerookt. Donner spande daarbij moeiteloos de kroon. Bij binnenkomst in de toernooizaal klopte hij op zijn borst- en broekzakken om te controleren of hij de benodigde sigaretten wel bij zich had. Die pakjes Chesterfield gingen tijdens de partij in rook op. Ik had dat kettingroken al eerder gezien, tijdens het zonetoernooi in Den Haag een paar jaar daarvoor. Dat was zeker geen aanmoediging om ook te gaan roken. Want zijn gewoonte zag er eerder als een beklagenswaardige verslaving uit dan als een recept om goed te schaken.
Dat idee veranderde echter radicaal toen ik Leonid Stein aan het werk zag. De nonchalance waarmee hij zijn sigaret in zijn mondhoek liet wippen, zijn ogen half dichtgeknepen tegen de rook, de snelheid waarmee hij speelde, zijn viriele verschijning, het ene been losjes over de andere geslagen; het maakte indruk. Ultiem zelfbewustzijn zo leek het me. De diep over het bord gebogen tegenstander (Vasiukov, zie foto) accentueerde die indruk alleen maar.
Later las ik dat Bobby Fischer slechts voor één Sovjet grootmeester groot respect had: de Oekraïner Leonid Stein. Stein werd zo mijn Marlboro Man.
Ik begon te roken, veel te roken. Tijdens een schaakpartij gingen er meerdere pakjes Gladstone filter doorheen met een barstende koppijn als resultaat. Aanvankelijk maakte ik mezelf wijs dat ik alles onder controle had en alleen maar rookte tijdens het schaken. Dat was niet lang vol te houden. Verslaafd was ik, er is geen ander woord voor.
Stein, mijn grote voorbeeld, werd niet oud, slechts 38 jaar. Achter die krachtige verschijning ging een fataal probleem schuil. Een ernstige aandoening aan zijn hart. De dood van de ‘master of attack’ bracht een schok teweeg in de schaakwereld, maar een verband met roken werd niet gelegd. En dat was er wellicht ook niet. In ieder geval was zijn vroege dood voor mij geen aansporing om met roken te stoppen.
De echte Marlboro Man, de acteur William Thourlby, leek nergens last van te hebben en hij werd nog oud ook. Bijna negentig jaar was hij toen hij op die gezegende leeftijd zijn laatste doorrookte adem uitblies. Dat roken geen gezonde gewoonte was en het bereiken van een hoge leeftijd meestal in de weg stond, was toen al wel bekend, maar werd nauwelijks serieus genomen. En over ‘meeroken’ werd veelal meewarig gedaan.
Mijn vrouw rookte niet. En in het begin was dat geen probleem. Gelukkig maar, want een leven zonder sigaret kon ik me eigenlijk niet voorstellen. Zo’n heerlijke eerste sigaret bij de koffie, sigaretten om je te concentreren en te ontspannen en al die sigaretten tijdens een schaakpartij; ze waren absoluut noodzakelijk voor rust, concentratie en relax. Zo dacht ik, een onbedwingbare idee fixe.
Op mijn werk was het van hetzelfde laken een pak. Ik was enige tijd projectleider met een complexe opdracht. Na afloop van soms oeverloze vergaderingen kon je de rooklucht in plakjes snijden. En dan ’s avonds nog een keer naar de schaakclub om het af te leren. Lijf en kleren geel van de rook bij thuiskomst. Onvoorstelbaar.
Het werd gaandeweg een probleem gevonden, roken. Door niet-rokers en daarmee werd het ook voor al die verstokte rokers een probleem. Als fervent roker was ik ervan overtuigd dat ik zonder te roken geen behoorlijke schaakpartij meer zou kunnen spelen.
Roken was echter niet meer stoer, maar een gevaar voor jezelf en je omgeving. Schaakclubs worstelden ermee. Een rookverbod zou tot aanzienlijk ledenverlies leiden, maar gewoon doorroken ook. Dus kwamen er onhoudbare compromissen. Tot 22:00 uur mocht er dan bijvoorbeeld niet gerookt worden, maar daarna wel. Het lijkt allemaal lang geleden.
Na een competitiewedstrijd een paar weken geleden, zat ik met mijn teamgenoten in een etablissement in Hillegersberg. Eén van ons klaagde over de sigarettenrook die vanaf het terras naar binnen waaide. En onwillekeurig dacht ik terug aan mijn vader met zijn Caballero-sigaretten, aan mijn leraar Latijn die het klaslokaal liet opgaan in een blauwe waas van Lexington-sigarettenrook, aan mijn leraar Engels die de les steevast begon met een elegant opgestoken Golden Fiction sigaret, aan de kentering die daarop jaren later volgde met dicht gesoldeerde asbakken in de rookcoupés van treinen, rookkamers op het werk, verwijdering van sigarettenautomaten in openbare ruimtes en het verzet tegen de ´intolerante´ anti-rookbeweging, onder andere in de NRC verwoord door een bekende grootmeester wiens naam ik hier maar niet zal noemen, want daar komt maar weer gedonder van.
En nu wordt roken straks verboden op het terras en gaat een pakje sigaretten een godsvermogen kosten: 40 euro!
Zelf ben ik dertig jaar geleden met roken gestopt en inderdaad ben ik daarna nóg slechter gaan schaken…
Wim Westerveld
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van: