Ergens in 1962 kreeg Frits Roessel bezoek van iemand die zich voorstelde als Dr. Van Zoeterwoude. Hij had ook nog iets meegenomen om aan Frits te laten zien: in manuscript een compleet overzicht van de bestaande schaakopeningen, maar dan in een handzame, beknopte vorm. En dat wilde hij op de markt brengen.

Maar ergens had hij het gevoel dat zijn product te gebrekkig was om een uitgever enthousiast te maken. Daar kwam nog bij dat hij, zei hij, niet de naam had die uitzicht kon bieden op een prettig verkoopcijfer. Hij had nooit actief deelgenomen aan het schaakleven in Nederland; kortom, hij was totaal onbekend.

Vandaar zijn voorstel aan Frits om het manuscript te beoordelen op deugdelijkheid, zo nodig te corrigeren en het met een wervend voorwoord aan het Nederlandse schakerspubliek aan te bevelen. Want de naam die de auteur miste had Frits intussen wél: hij was al Nederlands jeugdkampioen en bezig aan een opvallende opmars in de Nederlandse schaakwereld en spoedig daarna ook in de internationale. De opbrengsten zouden gedeeld worden.

Frits vond het eigenlijk wel een leuke uitdaging en bovendien zou het wellicht nog iets kunnen opleveren ook. Hij ging dus op het voorstel in en maakte er serieus werk van. Dat laatste bleek nodig, want het manuscript stond in menig opzicht op wankelen. Om het een beetje op orde te krijgen liet Frits de aloude Bilguer op het manuscript los (echt waar!) en toen begon het er al wat beter uit te zien. Restte nog de controle van de systemen en varianten waar de Bilguer het niet over had gehad. Ook dat vroeg nog vrij veel werk. Maar het uitzicht op harde guldens maakte het werk lichter.

En na gedane arbeid zette Frits zich op de avond van Eerste Kerstdag 1964 aan het schrijven van het voorwoord van ‘Openingen Vademecum’. Als auteur werd vermeld ‘Drs. F. Roessel’. Met genoegen incasseerde hij de 50% van de revenuen die de eerste druk opleverde. Het boekje bleek een gat in de markt te vullen. Handzaam, niet duur en vooral tegen Sinterklaas liepen de verkoopcijfers elk jaar verbazend hoog op.

Wat Frits intussen niet wist was dat die Dr. Van Zoeterwoude, de auteur van het manuscript, niet echt Dr. Van Zoeterwoude was, maar iemand anders!

De ware identiteit van de man werd hem veel later door Hans Bouwmeester onthuld. Want, alvorens contact te zoeken met Frits, had Van Zoeterwoude geprobeerd Hans Bouwmeester te strikken voor zijn project. Hans kreeg geen prettig gevoel bij de man en schakelde zijn vriend en buurman, een advocaat, in met het verzoek de man na te trekken. Dat onderzoek leverde de ware identiteit van de man op, namelijk Dr. H.W. van der Vaart Smit. En: diens verleden. Hans zag van samenwerking af. Zonder overigens de man te verwijzen naar Frits.

Maar wie wás dan die Van der Vaart Smit (VdVS)? Over hem zijn op internet vrij veel biografische gegevens te vinden. Dus houd ik het hier summier.

“Van der Vaart Smit was de foutste dominee die de gereformeerde kerken hebben gekend.” (W. Bouwman in Het Gereformeerdenboek, 2009, p. 215). Dus een NSB-er en een nazi? Jazeker!

Geboren in Zoeterwoude (in 1888), begonnen als onderwijzer, stapt hij al snel over naar de theologie aan de VU in Amsterdam, waar hij, begaafd wetenschapper als hij was, in 1917 cum laude promoveert. Wordt daarna predikant in een aantal gemeenten in Zuid-Holland. Raakt in de twintiger jaren steeds meer Duits ‘angehaucht’ en ontwikkelt zich tot een notoire antisemiet. Wordt in 1935 in het geheim lid van de NSB en laat zich in 1936 als predikant eervol ontslaan om zich geheel te kunnen wijden aan het Nationaal Christelijk Persbureau waaraan hij al enige tijd leiding geeft.

Dat Bureau van hem was volgens Dr. L. de Jong niets anders dan een “vehikel voor sluwe pro-Duitse en pro-nationaalsocialistische propaganda” (dl 1, p.361). Een oordeel waartegen VdVS protesteert. Maar wat is het protest waard van iemand die volgens de bekende predikant Buskes in zijn studententijd al een “deugniet” was en “liegen kon dat het zwart zag” (Het Gereformeerdenboek, p. 215)? Een weinig vleiend oordeel. Door De Jong overgenomen (dl 1, p. 491). Beide heren worden daarom door VdVS voor de rechter gesleept. Het proces tegen Buskes wint hij, dat tegen De Jong niet.

In mei 1940 maakt de bezetter hem directeur van de Haagse afdeling van het ANP. Is dus vanaf dat moment mede verantwoordelijk voor de nazipropaganda die over Nederland uitgestort wordt. Hij is ook zeer actief in het aanbrengen bij de autoriteiten van predikanten die zich in hun preken anti-Duits uitlaten. In 1945 wordt hij gearresteerd en gevangen gezet in diverse kampen en tenslotte in de Scheveningse strafgevangenis.

Tijdens zijn detentie heeft hij niet stil gezeten. In 1949 verscheen van hem een dikke brochure: ‘Kamptoestanden 1944/45-1948’. Hij verhaalt daarin over de grove mishandelingen die de politieke delinquenten in de kampen hebben ondergaan. En daar had hij een punt. Dat is ook erkend.

Er bleef nog tijd over. En die heeft hij, waarschijnlijk in de Scheveningse strafgevangenis, gevuld met het ontwerpen van zijn manuscript over de schaakopeningen. We zouden graag weten hoe hij dat gedaan heeft, of hij daarbij steun van anderen heeft gehad en zo ja, van wie. We weten het niet.
Van de softe golf van verzoeningsgezindheid die de regering midden jaren 50 over Nederland liet waaien, profiteerde ook VdVS. Hij werd in 1954 vervroegd vrijgelaten (pas in de jaren 60, met de drie van Breda, zou men met dit beleid opbotsen tegen de grenzen van het incasseringsvermogen van de Nederlandse samenleving).

Op zijn handen zitten was er niet bij. Hij begon een systematische campagne tot rehabilitatie, die overigens niet is geslaagd. Ook publiceerde hij nog vrij veel. Onder andere tegen het geschiedwerk van De Jong, hetgeen nog leidde tot een pittige polemiek. Soms bediende hij zich daarbij van het pseudoniem Dr. Van Zoeterwoude. Hij richtte ook nog een uitgeverijtje op, ‘de Pauw’ in Amsterdam. Had hij zijn manuscript daar dan niet kunnen uitgeven? Nee, een rammelende tekst en een onbekend uitgeverijtje: dat levert geen cent op. Hij had een naam nodig. En vond die.

Jarenlang heeft Frits met genoegen de afrekeningen van de uitgever (Thieme) ontvangen. Tot het, zo eind jaren 80, wel gedaan was met het Vademecum. Het gat in de markt was inmiddels gevuld. Het Vademecum is nog slechts antiquarisch te verkrijgen.

Ten slotte. Gezien de flexibele wijze waarop VdVS gewend is geweest met de waarheid om te gaan, kon ik zijn bewering tegenover Frits dat hij nooit actief aan het Nederlandse schaakleven had deelgenomen, niet echt geloven. Iemand die in staat is om een totaal raster van bestaande openingen te ontwerpen, ook al rammelt het aan vele kanten, die moet toch op zijn minst aan competities of incidentele toernooitjes hebben deelgenomen?

Daarom zijn Wim Westerveld en ik een middag heel prettig te gast geweest bij Paul van der Sterren. Hij stelde ons in het MEC in de gelegenheid de tijdschriften van de (K)NSB van het interbellum door te snuffelen, op de namen Van der Vaart Smit en Van Zoeterwoude. We hebben niets gevonden! Met andere woorden, VdVS sprak tegenover Frits de waarheid.

Maar intussen zegt dit feit toch wel iets. Als namelijk VdVS zonder enige wedstrijdervaring in staat is om zo’n project in zijn cel op te zetten, hoe wankel het ook is, dan hebben we te maken met een persoon van een uitzonderlijke intelligentie. En daar had hij al eerder blijk van gegeven.

Foppe Jan Montsma, met dank aan Wim Westerveld en Paul van der Sterren