Serendipiteit. Het is een woord, een begrip, voor een vondst waar je niet naar op zoek was maar waar je toevalligerwijs op stuit. En zo kwam ik in de wondere wereld van het correspondentieschaak terecht toen ik op zoek was naar Gert Timmerman, de succesvolle correspondentieschaker van rond de eeuwwisseling. Ik scheef daarover in ‘Morituri te salutant’.

Maar er was meer dat die zoektocht en de daaruit voortvloeiende gesprekken en ontmoetingen met Gert opleverden. Nog afgezien van zijn toetreding tot onze club en ons eerste team. We haalden herinneringen op, hadden het daarbij over onze mysterieuze teamgenoot bij Volmac II, over zijn verdwijning na de ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991 en we deelden onze vermoedens. Evgeny Skoblikov, om hem ging het. Voor verder onderzoek gaf Gert me de complete serie afleveringen van het fameuze clubblad van Volmac Rotterdam, Volmachess.

Over Skoblikov ben ik al lezend niet veel te weten gekomen, maar wel over mijn eigen schaakverleden waarvan ik sommige episodes en voorvallen compleet vergeten was.

Zo nu en dan schreef ik voor het clubblad. En wat ik nu teruglees, vervult me met enige jaloezie jegens de ‘ik’ die ik toen was. De ambitie, de wil om te schitteren, won het toen nog van de angst om te verliezen. Het is eigenlijk metaforisch voor de jeugdige overmoed die door opgedane wijsheid het veld ruimt om uiteindelijk te verworden tot de behoudzucht van de ouderdom. Vorig seizoen speelde ik voor de externe zes maal remise en in het nieuwe seizoen ben ik ook alweer met twee remises gestart. Ik bedoel maar.

Laten we teruggaan in de tijd. Het is 1987, ik neem deel aan het Volmac Open Kampioenschap en ik schrijf over een belevenis, een woeste partij, standaard voor veel van mijn partijen uit die tijd. De acteurs die in het stukje figureren, Velimir Tudjman, RAG de Graaff en Roy Dieks, ze zijn er niet meer. Het lezen van die namen stemt weemoedig. Zo lang geleden alweer, maar toch ook zo dichtbij.

Genoeg gemijmerd. Dan nu dat stukje. Het commentaar bij de partij met Velimir Tudjman heb ik ongemoeid gelaten, ook al zag ik dat de engines veel van mijn annotaties als onjuist of onzuiver beoordeelden, waardoor mijn stelligheid van toen als nogal pedant kan overkomen. Zelfverzekerdheid, onwrikbaar geloof, gaan vaak samen met onwetendheid. Bij deze, beste lezer, krijgt u de excuses van mijn veel jongere onbezonnen ik. Die, en dat moet ik toegeven, toch ook nog ergens in me huist.

Driftleven

Mijn partij tegen Velimir Tudjman was tot de 12e zet gevorderd en had inmiddels de aandacht van de omstanders getrokken. Na het uitvoeren van 12. Lc4, waarmee drie van mijn stukken en prise bleven staan (zie diagram), stond ik op om even de benen te strekken.

Als eerste klampte RAG de Graaff mij aan. Met een ietwat meewarige blik in zijn ogen liet hij zich op zijn bekende droge toon ontvallen: “Ik zie dat je je driftleven weer eens niet in bedwang hebt kunnen houden.” Later voegde hij daar nog aan toe, dat het hem in al die jaren opgevallen was, hoe ik de ene keer een extreem rustige speeltrant aan de dag leg om bij een volgende gelegenheid alles op haren en snaren te zetten. Hij heeft gelijk. Schaken is vaak een vrijplaats voor mijn wisselende stemmingen geweest en is dat nog.

Emoties vertroebelen helaas de objectieve kijk op het spel. Op mijn bloeddorstige dagen kan het me dan ook overkomen, dat ik fanatiek blijf doorhakken, terwijl het allang tijd was om de technische fase in te gaan.

Een kras geval herinner ik me van bijna twintig jaar geleden. Wellicht schiet me dat te binnen omdat daarbij diezelfde RAG de Graaff zijdelings betrokken was. Mijn debuutpartij voor het eerste van Philidor Leiden zou ik tegen Watergraafsmeer (toen nog zonder de sponsoraanduiding ‘Desisco’) spelen. Volgens de inlichtingen van de teamleiding van Philidor zou Roy Dieks wel eens mijn tegenstander kunnen worden. Dieks stond te boek als een groot talent en had als jeugdspeler al menig succes behaald. Het zou niet eenvoudig worden tegen hem mijn debuut met een klinkend resultaat op te luisteren, zo bedacht ik. Aan de andere kant was de wil om te winnen, en liefst fraai, van meet af aan aanwezig. Het laatste restje reserve schudde ik van me af, toen RAG, zoals hij gewoon was te doen bij jonge spelers, mij vaderlijk toesprak: “Gaan wij vandaag een mooie pot spelen?”

Ik had wit en inderdaad schoof Dieks, quasi ongeïnteresseerd, aan. Of ik even mijn naam wilde spellen. Geen twijfel meer mogelijk, ik zou die Dieks op briljante wijze bij de lurven gaan grijpen. En zo ging het ook.

Direct na de opening bracht ik in een Siciliaan een beslissend stukoffer. Het was duidelijk dat bij de slotaanval een kind de was zou kunnen doen. Dat laatste zag ik wel, maar het was me te prozaïsch. De bloeddorst begon zijn tol te eisen. Plots diende zich een schitterend dame-offer aan. Koortsachtig begon ik te rekenen. Het moest correct zijn, ik wilde dat het correct was en ik stopte met rekenen, bracht het dame-offer en keek trots om me heen.

Er zat nog net remise in door eeuwig schaak. Kennelijk hadden hogere machten besloten het voor deze keer te laten bij een ernstige waarschuwing. De Graaff zond de partij met licht commentaar naar Schaakbulletin. Bij het dame-offer schreef hij ironisch: “Een briljante manier om een gewonnen stelling remise te maken.” Het is al weer lang geleden, maar hoewel minder frequent is het soms toch weer ‘Dog Day Afternoon’ (Een verwijzing naar de beroemde film van Sidney Lumet Dog Day Afternoon uit 1976. Een middag vol bizarre ontwikkelingen zonder happy end).

Bij mijn partij tegen Tudjman was het weer raak. Geen verklarende omstandigheden ditmaal. Misschien was het wel volle maan.

Wim Westerveld – Velimir Tudjman

1. e4 c5 2. Pf3 Pc6 3. d4 cxd4 4. Pxd4 e6 5. Pc3. De grote mode is hier 5. Pxb5, dat is waarschijnlijk ook beter. De tekstzet was echter meer in overeenstemming met mijn gemoedstoestand. 5. .. Dc7 6. g3. Hier speelde vaag een partij van Fischer door mijn gedachten. Het bleek achteraf de partij Fischer-Tal te zijn, Bled 1961.

6. .. Pf6? Waarschijnlijk de verliezende zet, schrijft Fischer in zijn ‘My 60 memorable games’. 7. Lf4 e5. Tal speelde hier 7. .. Pe5. 8. Pdb5 Db8 9. Lg5 a6 10. Pa3?! Dat bedoel ik nu. Wit roept verwikkelingen op, terwijl dat helemaal niet nodig is. 10. Lxf6 axb5 11. Lg5 geeft wit duidelijk voordeel (Fischer). Ik was me daarvan bewust, maar 11. .. Lb4 12. Lxb5 Lxc3+ 13. bxc3 sprak onvoldoende tot mijn verbeelding. 10. .. b5 11. Lxf6 b4! 12. Lc4. Dit zou de pointe moeten zijn van 10. Pa3. Wit laat zijn stukken rustig in staan en hoopt snel tot een beslissende aanval te komen.

12. .. gxf6 13. Dh5. Op deze positie had ik me in feite bij de tiende zet verlaten. Meer dan een onduidelijke stelling zit er echter na 13. .. bxc3 14. Df7+ Kd8 15. Df6+ Kc7 16. 0-0 cxb2 17. Tb1 Lxa3 18. Dxh8 niet in. Tudjman echter vreesde na deze vrij geforceerde variant voor een hardlopende witte h-pion. Hij koos daarom voor 13. .. Le7?! Op 13. .. Pd8 volgt 14. Pd5 op met aanval na 14. .. bxa3 15. Pf6+. 14. Dxf7+ Kd8 15. Pd5 bxa3 16. bxa3! Open lijnen zijn nu belangrijker dan een gave pionnenstructuur.

16. .. Db2. Zwart heeft een stuk meer, maar zijn stukken komen niet gemakkelijk tot ontplooiing. Zwarts 16e zet is mijns inziens op zich niet slecht, maar de bedoeling er achter, pionnenroof, wel. Overigens denk ik, dat de zwarte stelling met het dominerende paard op d5 moeilijk te verdedigen valt. 17. 0-0 Dxc2? Beter is 17. .. Dd4.

18. Tac1 Dxe4 19. Pxe7! Verrassenderwijs ruilt wit zijn machtige paard af. De pointe komt aan het licht na 19. .. Pxe7 20. Dxf6 en plotseling verliest zwart een volle toren, omdat 20. .. Te8 faalt op het komische Db6 mat. 19. .. Pd4 20. f3 Pxf3+ Op 20. Dxe3+ volgt 21. Kg2 Dd2+22. Tf2! Dxc1 23. Pd5 en zwart is reddeloos. 21. Txf3! Dxf3 22. Pd5 Te8 23. Tf1 Dxa3 24. Df6+ Te7 25. Db6+ en zwart gaf op, het is mat in drie.

Ach ja, het is niet alles kommer en kwel. Bovendien, zo nu en dan een dubieus avontuur houdt het speelplezier wakker en die Elo-puntjes, nu ja, soit.

Wim Westerveld