‘Maar wat Antonio hier tot stand bracht had ik nog niet eerder meegemaakt.
De vondst was af te zien van het natuurlijk, sabbelend geluid van de ulevel en het te vervangen door een volstrekt tegennatuurlijk knagen. Ook in het natuurlijk gebruik wordt de ulevel ten slotte, wanneer hij tot verdwijnend kleine proporties is teruggebracht vaak met een enkele beet definitief soldaat gemaakt, maar het oorspronkelijke van Antonio’s aanpak was nu juist dat hij de grote brokken direct vanaf het begin met de mondelinge destructie-apparatuur te lijf ging.
Dat ging met luide knallen gepaard. En ook een schaven en een breken en een schuren en een barsten. Een splijten en een ineenstorten. Een destructie zo groot en verschrikkelijk dat het duidelijk hoorbaar werd dat hij niet alleen het doel – de ulevel – totaal verwoestte, maar ook het middel: de tanden zelf.
Geen formuleerbare gewaarwordingen waren het meer die hier de zuivere rede bedreigden, maar een snel opkomende kiespijn. Mijn arme hoofd, dat hier en daar nog dacht aan paard g7, pion b7 en loper a8, werd verscheurd door het losbreken van een zeer oude vijand. Ikzelf was hier tot ulevel geworden en ook de ruimte waar wij speelden en ook de ruimte daarbuiten. Ruïnes en afgebroken huizen tot aan de horizon, een schokken en schudden in de malende muil van de alles ontbindende, wier teken is: de tand des tijds.
Onder die omstandigheden is schaken onmogelijk. Hoe zo snel mogelijk weg te komen is het enig probleem dat de speler nog interesseert. Mij lukte dat vrij snel middels een krachtige blunder, waarna ik bevrijd opgaf en vertrok. Wij leren hieruit dat het zuiver functioneren van het brein soms door ogenschijnlijk onbelangrijke zaken grondig gestoord kan worden.’
Ook als je dit fragment niet eerder las, herken je onmiddellijk de schrijfstijl. De oudtestamentische hyperbolen en de filosofische ondertoon waarmee een tamelijk triviaal voorval behandeld wordt, zijn kenmerkend voor het schrijven van de onovertroffen J.H. (Hein) Donner. Het fragment komt uit het verhaal ‘Ulevel’ dat in 1969 gepubliceerd werd in de Avenue en vertelt hoe gewaarwordingen de zuivere rede, dat wil zeggen kennis die niet ‘bevuild’ is door ervaringen, kan aantasten.
Het is een verwijzing naar het hoofdwerk van de Duitse filosoof Immanuel Kant, ‘Kritik der reinen Vernunft’ (Kritiek van de zuivere rede). Maar toen ik het verhaal voor het eerst las, zag ik er vooral een beschrijving in van een tegenstander die gedrag vertoonde waardoor hij, Donner dus, ernstig gehinderd werd in zijn concentratie. Die tegenstander was Antonio Ángel Medina Garcia.
Een man met het uiterlijk van een Spaanse edelman, van wie je onsportiviteit niet snel zou verwachten. Donner beschuldigt hem nergens van, maar een verdekte suggestie lees ik wel in Donners beschrijving van Medina. ‘Antonio behoort al jaren tot de incrowd van de grote schaaktoernooien. Hij is geen grootmeester, maar een sterke en vooral zeer slimme meester (…)’
En zo, waarde lezer, zijn we aanbeland bij een kwestie die ik wil aansnijden: hinderen van de tegenstander zodat hij de concentratie verliest.
Bewust hinderen is niet geoorloofd. Maar wanneer is er sprake van hinderen? Wat voor jou hinderlijk is, is dat voor een ander niet. En hoe kun je aantonen dat er opzet in het spel is? Wat zou er gebeurd zijn als Donner de arbiter gevraagd zou hebben Antonio te laten stoppen met zijn geruchtmakende snoepen? Visuele en auditieve gewaarwordingen kunnen veel teweeg brengen in de hersenen. Zelf schrijft Donner dat het moeilijk spelen is tegen mensen met een weerzinwekkend uiterlijk. Stel dat je speelt tegen iemand die een trui aanheeft met de tekst: ‘Pak me dan als je kan.’ Als ik mezelf tot maatstaf neem, ben ik er vrijwel zeker van dat zoiets tot fatale over-agressie kan leiden. Ongetwijfeld geoorloofd zo’n trui, maar sportief?
Zelf heb ik eens tegen iemand gespeeld die om de haverklap een denkbeeldig stofje verwijderde op een onbezet veld. Hij deed dat niet met opzet, het leek me een dwangneurose, maar hinderlijk was het wel. Bij het afgelopen Tata Steel Chess Tournament zag ik de huidige jeugdwereldkampioen Marc’Andria Maurizzi een paar keer intimiderend wijzen naar een veld waar iets te gebeuren stond alvorens te zetten. Nergens staat geschreven dat zoiets niet mag, maar ik vond het wel over de schreef gaan.
In een recente KNSB-competitieronde speelde Sas van Gent 3 een cruciale wedstrijd om lijfsbehoud in de derde klasse F. Eén van de spelers moest aankijken tegen iemand die gedurende de hele partij heftig kauwgum zat te kauwen. Nogal afleidend en de verslaggever van het team schreef daar een raillerend stukje over. De speler zelf leek zich er weinig van aangetrokken te hebben en had de partij die beslissend was voor de uitkomst van de wedstrijd stoïcijns binnen de remisemarge gehouden. Niettemin was de suggestie duidelijk, hier werd gepoogd iemand uit zijn concentratie te halen en honend werd er in het verslag aan toegevoegd dat de kauwgumkauwer vermoedelijk een volgeling was van professor Erik Scherder.
Laat ik het maar bekennen, die kauwer dat was ik. Niet uit luxe, maar uit medische noodzaak. Het valt echter niet te ontkennen dat ik mijn tegenstander mogelijkerwijs aan het hinderen was. Maar geluidloze kauwgum is nog geen rumoerige ulevel. En onopzettelijk storend gedrag is nog geen wangedrag. Het zijn lastige kwesties en ik zou niet graag in de schoenen staan van een arbiter die op aangeven van een reclamerende speler een oordeel moet vellen over bijvoorbeeld iemand die meermaals aan de stukken zit onder de uitroep j’adoube.
Overigens is de nasleep van de wedstrijd van Sas van Gent 3 geheel ten goede gekeerd. Nadat ik uitgelegd had waar dat fanatieke kauwen vandaan kwam, werd het verslag op de website van Het Witte Paard Sas van Gent onmiddellijk aangepast. De sympathieke voorzitter van de club, Marnix van der Zalm, zond me bovendien een filmpje waaruit bleek waar die opmerking over Erik Scherder vandaan kwam. Er valt uit te leren dat voortdurend kauwen de hersenen stimuleert.
Antonio Ángel Medina Garcia moet al veel eerder geweten hebben dat het knallend verorberen van ulevellen een tweeledig effect heeft, positief op de eigen hersenen en negatief op die van de tegenstander.
Tot slot het bewuste filmpje met professor Erik Scherder.
Wim Westerveld