Erasmus over de grens

KGSRL troeft top van Erasmus af

Zacht zoevend reed zijn prachtige Tesla Frank en zijn groepje passagiers Thijs, Dick en mij naar Gent. Het was door files al 10.20 uur geworden toen Dick zich als laatste bij Kralingse Zoom bij het gezelschap voegde.

De chauffeur kon het zich onderweg permitteren muggen naar het hiernamaals te meppen. Tesla rijdt, corrigeert en stuurt foutloos.

Toen ze geheel onverwacht krachtig op de rem trapte vroeg ik me af of Frank had ingegrepen. Maar waarvoor dan of voor wat, informeerde ik. Een bestelbus schuin voor op de rijstrook voor ons dreigde de belijning te raken. En onze Tes nam geen halve maatregelen. Neem je de tunnelroute met tol of ga je via Breda naar Antwerpen? vroeg ik. Tol? Geen idee. Tes had al besloten en keerde niet weerom. Na de tol bereikten we het beloofde land: België. Bel-gi-jù-hù schoot me te binnen. Waar kan ik heen?? Frank lag in dubio, maar Tes nam geen enkel risico. Iedereen daar lacht en dat taaltje is zo zacht. Ja daarheen werden we door Tes gebracht.

Ook in vier andere auto’s werd de tocht naar Gent volbracht: Ruurd Ouwehand reed Jan Hoek van Dijke, Wim Westerveld, Gert Timmerman en Pascal Cialdella. Peter Ruimschoot diende als chauffeur voor Wim en Riet Posthumus. Cor van As reed zijn vriendin Nel, Aad van Dop en Jonas Verdonkschot. En Ruud Neumeijer tenslotte deed Martin Rensen en Peter Weeda goed en als eerste groep aankomen.

Welke indrukken zich onuitwisbaar in mij zullen nestelen, ik kan er slechts naar gissen, de teleurstelling bij de ingang van het Gravensteen ten spijt.

Daar werd het humeur van de eerste groep Erasmianen, een tiental cultuursnuivers, danig op de proef gesteld. Zonder opgaaf van redenen verscheen ons bij de ingang het bordje met de tekst ‘geen toegang vanmiddag’. In ons stoere landje lopen de snelwegen al voor minder vol boze boeren met tractoren, lijmen treiteractivisten zich vast op spoorbanen of jagen verwarde mensen ambulancepersoneel over de kling. Buigzaam als Belgen nam het gezelschap dit sneue bericht ter kennisname aan en zocht het heil in troostvocht op één van de zonovergoten terrassen. Peter Weeda en ik maakten een wandeling die al filosoferend in een buitenwijk dreigde te eindigen. Een activiteit die de enkels van Peter de volgende dag zouden opbreken.

Onderwijl was een tweede groep, een tiental dorstlustigen, zich een goede honderd meter verderop, aan de Botersloot 5, aan het verkneukelen in de brouwerij van Artevelde (14e eeuwse staatsman).

Die middag hadden 19 Rotterdammers, van wie 17 schakers, zich volgens plan verzameld op het buitenterras van het IBIS-hotel in een buitenwijk te Gent. Tot hun grote spijt moesten Iris van Galen, Karel de Neef en Peter Aarnoudse verstek laten gaan.

Precies om 12 uur nog wel! Klokvaster dan dit ga ik niet meemaken. De niet al te ruim bemeten kamers, keurig geregeld door Ruurd, onze penningmeester en lid der feestcommissie, werden tot mijn verrassing niet om 15.00 uur, maar per direct te onzer beschikking gesteld.

Al snel maakten onze schakers, onder wie Gert Timmerman en Wim Westerveld, die als eersten hun biezen pakten, zich spontaan op voor een wandeling van 1,7 km naar het centrum. Die bleek voor de meesten een eitje. Cor van As en zijn partner Nel zouden per auto naar het centrum afreizen. Via Dampoort, wat bruggen en de Steendam ging het via de Jacobskerk naar de Groentemarkt, alwaar bij de Vleeshuisbrug over de Leie een rondvaartboot van de firma De Gentenaer de leergierige, maar ook verwachtingsvolle groep uitnodigend opwachtte.

Hoewel de stuurman/gids in gemoedelijk Vlaams zich uitermate inspande 50 minuten aan een stuk ons met Gentse oudheden en cultuur te verwennen, bereikte hij bij zijn toehoorders nauwelijks het gewenste effect. Slechts af en toe lieten die een goedkeurend gemompel los, waartoe lieden die aandacht veinzen wel vaker geneigd zijn. De luidruchtige buitenboordmotor en het geroezemoes op de kades droegen aan dit ongemak van onverstaanbaarheid zeker bij.

Voorin gezeten kon ik met liplezen een deel van het verhaal enigszins duiden. Inmiddels behoren de meeste woorden helaas niet meer tot mijn actieve herinnering. Wil ik deze weer opdissen dan wend ik mij weer tot mijn ANWB-gids, die enkele weken geleden al dienst deed bij de voorbereidingen van de zondag geplande en op schrift gestelde stadswandeling.

Na de mooie vaartocht over de zonnige Leie en langs prachtige historische panden, gingen we in twee groepen uiteen voor het tweede deel van het middagprogramma: excursies naar de brouwerij en het kasteel, waarover eerder al verslag werd gedaan.

Nu, al schrijvend, weet ik wat me nog lang zal heugen: de macro-culturele verkenningen naar de Gentse horeca-aangelegenheden.

Laat ik de lezer de voorverkenningen kort onthullen. Daarvoor gaan we een dikke anderhalve maand terug in de tijd. Na rijp beraad kwam de feestcommissie ertoe de knoop die zich al geruime tijd in onze magen had genesteld, te ontrafelen. Dan toch maar dineren in het IBIS-hotel. De bezwaren (te ver van gezellig Gent, beperkte keuken) wogen niet op tegen de voordelen: even tijd voor jezelf op je hotelkamer; na een nachtelijke biertocht nog 1,7 km moeten lopen. Een week of wat later kwamen wij, geïnspireerd door onze voorzitter, hierop terug. Dineren buiten het centrum beschouwde hij als vloeken in de kerk. Je komt voor een historische binnenstad, toch? Eenmaal ter plaatse waren we een illusie rijker. In groepjes uit elkaar gaan op jacht naar een lege terrastafel bleek een lastiger opgave dan menig schaakprobleem. En dus werd alle hoop gevestigd op een tip van firma De Gentenaer.

Even later keken we hoopvol uit naar een etablissement in een havengebied, waarvan de naam alleen al naargeestigheid en massaliteit doet vermoeden: Hal 16 – Dok Noord. De hal bleek gesitueerd aan het haventje Handelsdok, tegenover het IBIS hotel. Naarmate we ons eetparadijs naderden, maakte gedeelde gereserveerdheid bij enkelen plaats voor lichte hoop. Je kon er immers zoveel je wenste en wat je maar wilde bestellen. Daar aangekomen bleek dat deze eetgelegenheid de vergelijking met een fabriekshal met verve doorstond. Iets wat veel weg heeft van vloeken in de kerk.

Een deel van de groep haakte dan ook direct na binnenkomst af en zou zich aan een zoektocht naar gezelligheid wagen, maar vooral naar een vrije terrastafel. Anderen zouden thuis het diner aldaar met het cijfer 4 afdrogen.

Hoe dichterbij ons groepje het centrum naderde, des te voller werden de nog inmiddels door de avondzon overgoten terrasjes. Toch lieten Riet, Wim, Jonas en ik in de meer afgelegen straten diverse uitnodigingen van Turkse, Japanse, Thaise en Italiaanse restaurantbezitters links liggen.

Mocht iets als toeval bestaan, dan was dat zeker het geval bij aankomst op de Pensmarkt, even voorbij de Groentemarkt. Een groep van vier liet juist hun tafeltje in de steek. Restaurant Bavet heette die tent, een, zo bleek later, spaghettispeciaalzaak. Even later, na een gevecht met een aangereikt papieren schort dat over hoofd en bril geschoven moest worden en een handeling die gepaard ging met op de lachspieren van diverse terrasgasten werkende grimassen – lees: ik werd uitgelachen, iets waarvan ik zelf dan weer genoot – lieten wij ons de bestelde Italiaanse pasta’s uitstekend smaken.

Die avond schaakten diverse clubleden nog wat partijtjes, anderen deden vrij lang mee aan heerlijke bierproeverijtjes. Deze laatste vingeroefening pakte vooral goed uit voor Peter Weeda, Wim Posthumus, Jonas Verdonkschot en ondergetekende, die drie keer met vluggeren tegen Wim de boot in ging. Pascal Cialdella zag ik zijn best doen, maar effect op zijn score zou het niet hebben.

Die zondag genoten wij allen mooi op tijd van een rijk ontbijt, de knusse drukte bij de croissantjes, uitgebakken spek en roereieren ten spijt. Ja de rijkelijk gevulde eetzaal liet geen enkele twijfel bestaan: IBIS was en is een budgethotel. En dat terwijl ik niet vaak meer voor een kamer betaalde.

Ik had hem vijf keer geprint, de stadswandeling. Jan Hoek van Dijke zette zijn tanden in het papier, om zich te overtuigen niet in een droomwereld te verkeren. Ja, die mensen bestaan nog. Mensen die het gemak van een papieren versie boven die van een digitale verkiezen. Een bewuste keuze was het om slechts vijf exemplaren ter beschikking te hebben. En zo ontstonden als vanzelf vijf groepen van vier. Voor een stadswandeling een ideaal aantal. En… het was met recht een zon-dag!

Ook vandaag had de jongste uit onze groep zijn dag. Jonas wilde graag onze gids wezen en kweet zich meer dan uitstekend van die taak. Ga er maar aanstaan, met – excusez le mot – ouwe knarren op stap is een lastige. Voor Jonas niet. Met de nodige humor, bracht hij de saaiste teksten tot leven, hoewel de lengte ervan het ergste deed vermoeden.

Op het plein bij Sint-Jacobs ging ik op zoek naar een paraplu. Daar was de historische markt rondom de kerk. Praktisch, zo’n paraplu natuurlijk voor als het straks gigantisch druk wordt en een gids volgen tot een onmogelijkheid gerekend mag worden. Geen plu te vinden, wel een kunstbeen!

Onze gids zag dat been niet zo zitten en besloot zijn weg zonder plu of been boven zijn hoofd te vervolgen en bracht sappig alle verhalen over de kerkhistorie, de Jacobsschelp, zichtbaar als ornament in het plaveisel aangebracht en over enkele standbeelden ten gehore. De ademloze aandacht die de groep Dick, Riet, Wim P en ik ten toon spreidden, werkte kennelijk aanstekelijk.

Er verzamelden zich meerdere mensen om ons heen, ook bij de 14e eeuwse Lakenhal (Laeken-Halle op z’n Vlaams), waar mensen zich leken te verdringen om onze groep te vereeuwigen.

Onze gids vertelde verder over Klokke Roeland, achter het Gentse Belfort, en belichtte de geschiedenis van de oudste kerk te Gent, de 13e eeuwse Sint-Niklaaskerk aan de Koornmarkt. En iedereen die de stadswandeling serieus nam weet dat die kerk een prachtig voorbeeld is van de Scheldegotiek.

Aangekomen op de Korenmarkt was het eerste dat opviel een groepje Erasmianen, half onderuitgezakt op een bankje, te midden van vele Gentenaren. Hoewel goed geluimd spraken Martin, Aad en Ruud hun teleurstelling uit over de geblokkeerde Hazewindsteeg, die hun de toegang tot de Graslei belette. Ze zaten daardoor zowel op de bank als met de handen in het haar, hetgeen met name Ruud enige parten speelde en vroegen zich af waar Cor zich bevond, want “die zou toch een foto van ze maken?” Maar Cor en Nel waren meer bezig met parkeergarages in de binnenstad.

Even later dronken we met zijn achten koffie op de Korenmarkt. En toen gebeurde het, om 10 seconden voor 12, duidelijk zichtbaar gemaakt op Jonas’ mobiele scherm. Hij las voor: “Inmiddels zal het wel 12 uur zijn en verlaten wij het marktplein.” En daaraan gaven wij precies om 12 uur gehoor.

De Graslei was zo mooi dat een deel van ons achttal zich liet meeslepen terug de historie in en de gids daardoor in rook op zag gaan. De hoop van zijn tegenstander van die middag ging dat overigens ook. Deze beet twee keer in het stof.

In de Abrahamstraat maakte de Koninklijke Gentse Schaakkring Ruy Lopez zijn opwachting en bood ons allen een lunch aan. In tegenstelling tot het rondgemailde programma duurde deze geen half uur, maar anderhalf uur. De pasta smaakte daardoor minstens zo voortreffelijk!

Vanaf 14.00 uur werd het echt serieus. In één van de vijf of zes speelruimtes stonden borden en stukken keurig opgesteld en konden de twee wedstrijden van 45 minuten per partij per persoon beginnen.

Dat we verloren, ach, we hadden onze dag niet. Het leed dat onze Gentse broeders op de topborden aanrichtten maakte indruk. De uitslag was sowieso geflatteerd: met increment had een Gert Timmerman zijn tweede partij nooit verloren. En, waarom gaf Wim Westerveld zijn eerste partij zo snel op? Of zag ik, al starend naar de muur nabij de bar, waar de eerste acht borden via elektronische schaakborden waren te volgen, iets over het hoofd?

Ik genoot van een heerlijke sfeer, overal in het schaakpaleis en rond de bar, mede gevoed door de live beelden op tv van dé klassieker onder de klassiekers – nee, niet 010 tegen 020, maar – Parijs-Roubaix. Ook last but not least, droegen de blijmakende berichtgeving omtrent een voortreffelijk lopende slooppartij in de Kuip, waarover ik Peter beloofde niet te zullen rapporteren en de live te volgen partijen op de muur daartoe bij. Ik verdenk sommige Gentsenaren ervan het met hun Rotterdamse opponent snel op een akkoordje te hebben gegooid om het slot van de strijd op de kasseien nog net te kunnen volgen! Maar toen ik halverwege even mijn handen ging wassen lag VDP al een minuut of wat voor en stond voor mij de uitslag al vast. Maar ook ik was tevreden met twee remises.

De resultaten van onze match tegen KGSRL:

Vier Erasmianen wisten een plus-score te behalen:

Jonas Verdonkschot had de beste score met 2 uit 2: !!!! Hulde!

Petje ook af voor: Peter Weeda, Jan Hoek van Dijke en Peter Ruimschoot met 1½ punt.

Best wel een beetje tevreden kunnen zijn: Wim Posthumus, Ruurd Ouwehand, Jaap van Meerkerk, Cor van As, Ruud Neumeijer en Thijs Slob met 1 punt.

Een gemiste droomkans op een plusscore voor Ruurd Ouwehand (miste helaas mat in 2) met een half punt.

Een katertje voor alle overigen: 0 punten.

Voor onze statistieken: De 6 topborden scoorden 1 uit 12. Tja de cijfers spreken voor zich 🙁 Die gaan in de bijstand.

De middenborden 7 tot en met 13 speelden gelijk met 6½ uit 13. Toch netjes. 🙂

De staartborden van 13 tot en met 17 gingen net kopje onder met 4½ uit 10. Kan gebeuren…

Om 18.30 uur reikte Frank van Zutphen, onze voorzitter, de twee cadeau-pakketten uit aan Stefaan de Visser, de KGSRL voorzitter, en keken we terug op een zeer geslaagd schaakweekend, dat zeker naar meer smaakt, ja veel meer.

Terugwandelend naar de P van ons hotel dineerden we dankbaar Belgische patattekes naar binnen.

Mijn auto wachtte me bij het Huis van de Wijk Arcadia op. Terugrijdend naar huis bespeurde ik enige weemoed vanwege een terugverlangen naar Gent, naar de gezelligheid, de belevenissen en vooral de sfeer waarvan al mijn clubgenoten zichtbaar hebben genoten.

Op de website van KGRSL is ook een leuk verslag ‘KGSRL – Erasmus Rotterdam‘ geplaatst. Kijk hier voor een fraaie sfeerimpressie met foto’s, hier om alle uitslagen te bekijken of hier om de partijen van de eerste acht borden nog eens te bekijken.

Jaap van Meerkerk