Woede is de kortste weg naar waanzin (Seneca)

April 1945, het waren de laatste weken van de Tweede Wereldoorlog. Het Duitse verdedigingsleger in het westen, Heeresgruppe B, was in het Ruhrgebied door het Amerikaanse leger ingesloten en in tweeën gedeeld. De Amerikanen eisten op 15 april de overgave van generaal-veldmaarschalk Walter Model, maar hij weigerde en verklaarde dat hij zich niet kón overgeven omdat hij de eed van trouw aan Hitler had afgelegd.

In plaats daarvan ontbond hij het leger en liet zijn mannen weten dat ze de keuze hadden tussen vlucht en overgave. Zelf spiegelde hij zich aan de legeraanvoerders van de antieke oudheid die in het zicht van de nederlaag zelfmoord pleegden. Op 21 april schoot hij zich door het hoofd.

Het enige dat de nazi’s nog restte, was een felle verdediging van een paar steden. De zevende tankdivisie van de Britten rukte op richting Hamburg en Bremen. Hitler had intussen bevolen dat Hamburg tot de laatste man verdedigd moest worden. De aanval op Hamburg begon op 18 april 1945. Maar eerst moest het verzet gebroken worden in enige omliggende plaatsen en plaatsjes. Het dorpje Welle was daar één van. De bevolking had er al meer dan genoeg van en liet witte lakens, ten teken van overgave, uit de ramen hangen. Een fanatieke Wehrmacht-eenheid van zo’n tien man dacht daar anders over. Slechts uitgerust met Panzerfausten probeerden ze de Britten op de Lünenburgerheide tegen te houden. Wat er precies gebeurde op die 17e april is niet helemaal duidelijk.

Er is een bron die zegt dat de aanvoerder van de Duitsers, een jonge luitenant, zich naar voren wierp onder de uitroep “Sieg Heil” en daarop werd neergemaaid. Volgens een andere bron zou hij met zijn handen omhoog zijn neergeschoten. Dorpelingen vonden op het ontzielde lichaam papieren met aantekeningen bij ingewikkelde mathematische berekeningen en problemen. Ze verklaarden later dat ze de indruk hadden dat de luitenant de oorlog alsnog wilde winnen.

Duidelijk is in ieder geval dat in de furie van de Tweede Wereldoorlog, dertien dagen voordat Hitler zich van het leven beroofde, een verblind genie en misschien wel het grootste schaaktalent dat Duitsland voortbracht, de dood vond. Pas 21 jaar was Klaus Junge, die jonge luitenant van de Wehrmacht.

Klaus zag, iets meer dan 100 jaar geleden, op 1 januari 1924 het levenslicht in Concepción, Chili. Hij bleek hoogbegaafd. Zijn vader vergezelde hem toen hij voor de eerste keer naar de lagere school ging. Ze werden ontvangen door het schoolhoofd. Op zijn tafel lagen wat kranten. Gekscherend vroeg hij of Klaus al lezen kon, waarop het ventje de eerste de beste krant pakte en een stukje voorlas met, zo leek het, volledig begrip van de inhoud. Hij mocht gelijk in de tweede klas beginnen.

Chili had een grote kolonie Duitse immigranten, die daar, aangemoedigd door de Chileense regering, halverwege de 19e eeuw was neergestreken. Zo ook de overgrootvader van Klaus die zich als arts in dat land vestigde. Al vroeg, nog voor de machtsovername van Hitler in 1933, had het nazisme een stevige voet aan de grond gekregen onder de Duitsers in Chili. En niet in het minst bij de vader van Klaus, Otto Junge, een fervent aanhanger van het nationaal socialisme.

Grootvader en vader Junge waren sterke schakers. Door toe te kijken leerde Klaus de beginselen van het spel en was hij zijn oudere broers al duidelijk de baas toen hij acht jaar oud was. Inmiddels was de familie teruggekeerd naar Duitsland. Dat was in 1928. Otto verklaarde na de oorlog dat hij zijn kinderen betere ontwikkelingskansen wilde geven. Misschien was er nog een andere reden; in 1932 werd Otto lid van de NSDAP.

Op de middelbare school in Hamburg sloeg Klaus weer een klas over en deed in 1941 eindexamen om zich daarna aan de universiteit op een andere liefde te storten, wiskunde.

En dan begint een razendsnelle opmars naar de hoogste regionen van de schaakwereld. Talent kan niet zonder ijver, ambitie en discipline: openingsstudie, eindspelstudie. Uren en uren besteedde Klaus aan het spel dat hem geheel in zijn greep had gekregen. Wolfgang Unzicker, bijna anderhalf jaar jonger dan Junge en later vele jaren de nummer één van Duitsland, ontmoette Junge in 1939 tijdens een jeugdschaakweek. In een interview uit 1994 zei hij: “Koelbloedigheid en sterke zenuwen kenmerkten de ook zeer goede verdediger Klaus Junge. Vooral in tijdnood kwam dat tot uiting. Hij had een diep positioneel inzicht, wat voor jonge spelers buitengewoon is. Zijn spelopzet was in vergelijking met (die andere grote Duitse schaker) Robert Hübner meer van tactische aard.”

Inderdaad ‘ausserordentlich’ in het algemeen en al helemaal voor die tijd. Zijn behandeling van het eindspel was bovendien direct al van hoog niveau en zijn openingsrepertoire was modern met eigen vondsten en vernieuwingen onder andere in het Catalaans, de Semi-Slav: Anti-Meraner en het zelf ontworpen Klaus-Junge-systeem later bekend geworden als het Botwinnik-systeem (Een on-Arisch openingsrepertoire volgens de geharnaste en in alles extreme Emil Joseph Diemer in 1943).

De successen volgden snel. Zijn eerste toernooipartijen speelde hij in 1936 bij de Hamburger schaakclub. Hij is dan twaalf jaar oud. De vroegste partij die van hem gepubliceerd werd, was een partij van een jaar later toen hij uitkwam voor het schaakteam van zijn club.

Hij won het jaar daarop twee toernooien en tijdens de voorronde van het teamkampioenschap van Duitsland won hij al zijn partijen. In de finale scoorde hij 4½ uit 5. Nu had hij zich, 15 jaar inmiddels, in de kijker gespeeld en kreeg hij een uitnodiging voor die eerder genoemde jeugdschaakweek. De week stond onder leiding van de gerenommeerde schaaktrainer Willy Schlage. Zoals we zagen vond daar de ontmoeting met Wolfgang Unzicker plaats.

In 1940 presteerde hij uitstekend in twee sterk bezette toernooien en bij het kampioenschap van Hamburg werd hij tweede.

Het jaar 1941 werd zijn doorbraak. Hij won het snelschaakkampioenschap van Hamburg en het kampioenschap van Hamburg met een 100% score en vlak daarop het Nordmark-Osterturnier. Met die laatste toernooiwinst kreeg hij toegang tot een kwalificatietoernooi voor het kampioenschap van Duitsland in datzelfde jaar. Ook dat toernooi wist hij te winnen.

En zo mocht hij zich meten met de beste schakers van Duitsland. De zegetocht hield aan en hij won weer. Ditmaal gedeeld met Paul Felix Smidt, een Duitser uit het Balticum (Schmidt kwam uit voor Estland bij de schaakolympiade van 1939 in Buenos Aires, keerde terug naar Duitsland en emigreerde na de oorlog naar de VS waar hij een befaamd chemicus werd. Het hele verhaal is te lezen in Memorial). Later zou er een tweekamp plaatsvinden om het kampioenschap. Maar eerst was daar zijn debuut in een internationaal toernooi, gehouden in Krakau en Warschau. Het werd zijn eerste ontmoeting met Aljechin. De partij eindigde in remise. Klaus werd vierde en bleef ongeslagen. Direct daarop volgde de tweekamp met Smidt om het kampioenschap van Duitsland. Schmidt won, maar dat nam niet weg dat Junge een beroemdheid was geworden. Er verscheen een artikel in de krant met als eerste zin: ‘Klaus Junge ist über Nacht ein berümter Junge geworden.’

Het jaar 1942 brak aan. Klaus trad toe tot de Reichsarbeitsdienst, verplicht voor jongens en meisjes. De Reichsarbeitsdienst was een paramilitaire organisatie waar de jongelui werden onderworpen aan indoctrinatie van de nazileer en militaire training. Het verblijf bij de Reichsarbeitsdienst duurde zes tot acht maanden en voor de jonge mannen was dat tevens het voorportaal voor militaire dienst in de Wehrmacht. Tijdens toernooien verscheen Klaus dan ook in het uniform van de Reichsarbeitsdienst met de bijbehorende swastika-armband.

Na winst in Dresden werd hij tweede in Rostock. Daar won hij een spectaculaire partij met het Klaus-Junge-systeem van Lehmann. De matcombinatie is bijzonder fraai (IM dr Heinz Lehmann speelde na de oorlog vele malen in Hoogovens- en IBM-toernooien).

En dan speelt hij mee in een toernooi in Salzburg, juni ‘42. Dubbelrondig met Aljechin, Keres, Schmidt, Bogoljubow en Stoltz. Junge werd derde en versloeg Aljechin, de wereldkampioen.

Snel daarna een toernooi in München met Aljechin, Keres, Bogoljubow, Richter, Foltys, Barcza, Stoltz en nog enige anderen. Junge werd zevende.

Verder ging de reis, nu naar Warschau, Lublin en Krakau. Tweede achter Aljechin. Praag, december 1942, was zijn laatste toernooi. Daar zijn beelden van en opmerkelijk genoeg is Klaus daar te zien in burger. Mogelijk was hij al ontslagen uit de Reichsarbeitsdienst voordat hij moest opkomen voor de vervulling van de militaire dienst.

Het toernooi kende een zinderend verloop. Eén ronde voor het einde had Klaus een punt voorsprong op Aljechin, maar die wist in de slotronde van Klaus te winnen zodat ze de toernooioverwinning deelden.

Die verliespartij tegen Aljechin was de laatste toernooipartij die Junge speelde.

De Wehrmacht stond toernooiuitstapjes niet toe. Wel kon hij in de jaren ’43 en ’44 nog meedoen aan enkele correspondentieschaaktoernooien.

Na zijn laatste en fatale inzet voor Führer, Volk und Vaterland op die 17e april 1945 woedden er nog enige weken hevige gevechten in en rond Hamburg. Maar toen Hitler op 30 april zelfmoord had gepleegd, waren de handen vrij voor de bevelhebber van de noordelijke Duitse troepen, grootadmiraal Karl Dönitz, om een einde te maken aan het zinloze bloedvergieten. Hij gaf de commandant van Hamburg, generaal Alwin Wolz, de opdracht te onderhandelen over de overgave van Hamburg. Op 3 mei 1945 was het zover. Voor Klaus Junge zeventien dagen te laat.

Het volgende deel van ‘Briljant en verblind’ gaat over een enigszins vergelijkbaar tragisch geval, een schaakgenie van onze tijd dat zich in propagandistische dienst stelde van een agressieve mogendheid.

Wim Westerveld