“Waar moet het naartoe met de wereld?” Het is een vraag die me met zovele anderen bijna dagelijks bezighoudt zonder dat er een geruststellend antwoord komt. En dan, alsof het zo moet zijn, ontmoet ik onverwacht iemand die ondanks onvoorstelbare tegenslagen op zo’n positieve wijze in het leven staat dat alle zorgen ridicuul lijken.
Een clubgenoot had me op hem geattendeerd: “Harry heeft aan de basis gestaan van de eerste Nederlandse schaakcomputer en heeft daar prachtige verhalen over.” Zoiets hoef je me niet twee keer te zeggen want dan wil ik er meer van weten.
Maar ook zonder die gewekte nieuwsgierigheid keek ik al met bewondering en verbazing naar Harry Nefkens die, zwaar gehandicapt door een vergevorderd stadium van Parkinson, de clubavonden bezoekt (zijn dochter brengt hem, een clubgenoot zorgt voor de reis terug naar huis). Razendsnel doet hij zijn zetten, zonder te noteren want daarvan is hij begrijpelijkerwijs vrijgesteld.
Zou hij met me willen praten over zijn leven? Dat wilde hij en zo toog ik op een grauwe novembermorgen naar zijn woning in Ommoord, een wijk van Rotterdam niet ver van het bescheiden riviertje de Rotte waar mijn stad zijn naam aan te danken heeft.
Het adres bleek onderdeel uit te maken van een prachtig nieuw complex waar hulpbehoevende ouderen zelfstandig kunnen wonen, want altijd is er hulp en ondersteuning in de buurt. Bij het betreden van het gebouw stuitte ik op een enorme aula met daarin prominent en uitnodigend een biljarttafel waar een paar oude mannen hun kunsten vertoonden. Ik nam de lift samen met een vrouw die verklonken leek aan haar rollator. “Wat is het hier prachtig”, zei ik. “En ook zo gezellig!”, was haar reactie voordat de deuren van de lift zich sloten bij de verdieping waar ze moest zijn. Goed gelukt is het hier, dacht ik, maar niet iedereen gegeven. Je moet in je leven redelijk geslaagd zijn om zo comfortabel met al je gebreken de oude dag te kunnen slijten.
Kort daarop bereikte ik de voordeur van Harry en betrad ik een mooi en ruim appartement waar een paar onuitgepakte dozen verraadden dat de eigenaar daarvan nog niet zo lang geleden in dit onderkomen was neergestreken.
Uitnodigend vroeg Harry me te gaan zitten aan een tafel waarop een stapel eierkoeken het evenwicht probeerde te bewaren. Die koeken, stille getuigen van ons gesprek, hebben we met rust gelaten. Zo geanimeerd verliep onze ontmoeting.
“Wil je koffie?”, vroeg hij. En even later zag ik hoe Harry met zijn handicap omging. De minst trillende arm hield de andere in bedwang zodat het kopje koffie zonder ongelukken voor me kon worden neergezet. Het bleek een prachtige metafoor te zijn voor het leven dat Harry met ‘ups’ maar vooral met ‘downs’ geleefd heeft: ‘Bedenk niet wat je niet meer kunt, maar vooral wat je nog wel kunt!’
We staken van wal en Harry begon te vertellen.
Schaken was pas tijdens de middelbare school op Harry’s pad gekomen. Dat moet ergens in de jaren zestig geweest zijn want Harry is in 1952 geboren. Na de lagere school in zijn geboorteplaats Schiedam ging Harry naar Maastricht en kwam vervolgens in een juvenaat terecht. Dat was een instelling in Zevenaar verbonden aan een klooster waar intern gymnasiaal en middelbaar onderwijs werd gegeven aan jongens die opgeleid wilden worden tot broeder zonder dat intreding na de schooljaren verplicht was. Harry heeft daar de havo gedaan en na terugkeer in Schiedam is hij chemische techniek gaan studeren aan de hts in Den Haag.
Na afronding van de studie trad hij in dienst van DSM, een chemiegigant gespecialiseerd in onder andere kunstmest met vestigingen over de hele wereld en een hoofdkantoor in Heerlen (nu Maastricht).
Harry’s world had een aanvang genomen, in alle opzichten grenzeloos met een geografische spanwijdte die uiteindelijk de hele wereld zou beslaan. De wereldreiziger in spe werd door zijn werkgever uitgezonden naar kunstmestfabrieken in achtereenvolgens Oost-Duitsland, Amerika, China en Turkije. Het uitgezonden worden beviel Harry echter steeds minder en vooral het onplezierige verblijf in Turkije bracht hem ertoe het roer radicaal om te gooien.
Hij nam op zijn zevenentwintigste ontslag met de bedoeling wiskunde te studeren aan de Technische Hogeschool in Delft. Noodgedwongen schreef hij zich in aan de faculteit scheikunde, want voor wiskunde schoot zijn vooropleiding tekort. Maar na een geslaagd colloquium doctum kwam het goed, kon de wiskundestudie alsnog beginnen en zou niet lang daarna de ontmoeting plaatsvinden met docent Jaap van den Herik. “Mijn eerste tentamen was bij Jaap en toen heb ik hem het vak uitgelegd dat hij doceerde”, vertelde Harry zonder een spoor van ironie. Jaap mailde me hierover: “Hij heeft bij mij mondeling tentamen computersystemen gedaan en liet zien dat hij er meer van af wist dan ik. Hij kende alle hoeken, sloppen en gaatjes in het systeem. Hij is de enige student die ooit voor een mondeling tentamen bij mij een tien gekregen heeft.”
Harry kocht zijn eerste schaakprogramma, Sargon, dat draaide op een Tandy TRS-80, en onderzocht het denkproces en openingsboek van het programma. En zo begon het avontuur met de schaakcomputer.
Samen met Jaap van den Herik (die computerschaak in zijn portefeuille had), Jan Derksen, Roger Hünen en nog een paar anderen schreef hij het schaakprogramma PION (niet het eerste Nederlandse schaakprogramma overigens, dat was BS’66’76).
“De partijen van PION waren aanvankelijk niet bepaald hoogstaand. Als je bijvoorbeeld na 1. Pf3 b6 speelde was hij al ‘out of book’ en speelde hij het paard doodleuk terug naar stal, g1 dus. Samen met Jaap heb ik toen het openingsboek wat uitgebreid. Met zwart de Pirc, want dat kon tegen vrijwel alles gespeeld worden.” Ook nu nog speelt Harry Pirc. Het verklaart mede zijn snelle spel, want ‘de Pirc kan bijna altijd zonder na te denken.’
PION was het nieuwe vehikel voor de verre reizen van Harry. Het wereldkampioenschap in Keulen was nog dichtbij, maar Dallas (Texas) was al een stuk verder. Dat toernooi werd nog bijna een eigenaardige miskleun toen bleek dat Ken Tompson, de man van schaakcomputer Belle, het password voor de computer waarop PION zou draaien in kleine letters had geschreven en het PION-team alleen maar hoofdletters kon ingeven. Het kwam goed, na veel stress. Daarna ging de reis met PION naar toernooien en manifestaties in China, Taiwan en Japan. Dat was nog eens een studententijd!
Op 5 maart 1982 vond de legendarische ontmoeting Donner-Belle plaats. De zetten werden telefonisch uitgewisseld. Aan de kant van Belle zat Harry om de zetten van de computer aan Donner door te geven en vice versa. Vermoedelijk zal Donner niet geweten hebben met wie hij sprak. Donner won glansrijk, aldus Harry. Donner vergeleek later het spel van Belle met dat van zijn nichtje van vier. Vijftien jaar later verloor wereldkampioen Kasparov een match van de door IBM ontworpen schaakcomputer Deep Blue en bij die herinnering glunderde Harry naar het leek niet zonder gevoelens van revanche. Donner heeft dat alles, gelukkig voor hem, niet hoeven meemaken.
De opvolger van PION werd Dutch, een acroniem voor Delft University of Technology Chess Program. Jaap verliet Delft en werd hoogleraar aan de Universiteit Maastricht. Hij nam het project mee. Dat werd omgedoopt tot MUCH (ook een acroniem), maar het project stierf daar een zachte dood. Harry bleef in Delft, studeerde in 1987 af, trouwde met zijn vriendin waarbij hij een dochter had en begon aan een nieuwe fase in zijn leven.
Dat moment werd gemarkeerd door een prachtig cadeau, een schaakkunstwerk van zijn vrouw. Het hing bij Harry aan de muur en Harry liet me dat vol trots zien.
Harry trad na zijn afstuderen in dienst bij IBM. En ook dat werd weer veel reizen voor dit wereldbedrijf en soms een langer verblijf elders. In Tampa, Florida, bijvoorbeeld. Het huwelijk hield hieronder geen stand en in 1995 scheidden ze. In 1999 stootte IBM de eenheid waar Harry werkte af naar AT&T, de Amerikaanse telefoonmaatschappij. En ook voor zijn nieuwe werkgever ging Harry over de hele wereld reizen. Tussen de bedrijven door besteedde Harry zijn vakanties ook nog eens aan verre tochten.
In 2012 ging Harry op zijn zestigste met pensioen en had toen al meer van de wereld gezien dan verreweg de meesten van ons. Het opmerkelijkste vond ik nog wel zijn treinreis naar Peking. “Deed er zes dagen over en we hadden maar twee minuten vertraging!”
Bijna honderd landen en plaatsen werden het tenslotte waar zijn voeten de grond raakten, Harry’s world. De herinnering daaraan hangt in zijn huis, een fraai getekende landkaart met een lijst van al zijn bestemmingen en pleisterplaatsen.
We waren aan het einde gekomen van ons gesprek en hadden het nog even over Jaap van den Herik en zijn voorspelling dat het schaakspel ‘opgelost’ gaat worden. Geen vraag voor Harry, want als dat destijds al kon met vijf stukken dan moet dat in de toekomst ook met 32 stukken kunnen. Dat zei hij me met ogen die onverminderd intelligentie uitstralen, maar met een stem waaraan Parkinson de energie heeft onttrokken.
Ik maakte al aanstalten om afscheid te nemen toen Harry me zei dat we het nog niet over zijn aandoeningen hadden gehad. Er volgde een verbijsterend medisch rapport. Kanker (en amputatie), hartkwaal (en nu een pacemaker), suikerziekte en sinds tien jaar Parkinson. Bijna opgewekt voegde hij eraan toe dat hij, als hij zich wat minder voelt, zijn medicijnen neemt en dan gaat het weer.
Even daarvoor had ik hem gevraagd wat zijn mooiste tijd in het leven was geweest met de suggestie dat dat wellicht de tijd was dat hobby (schaken) en computerkunde samen kwamen. Zijn antwoord: “Iedere periode was mooi, net als de huidige periode van mijn leven”, kwam na zijn openhartige verhaal over alle ellende die hem overkomen was in een nog opmerkelijker daglicht te staan. Wat een inspirerende positiviteit!
We namen afscheid. Het was buiten nog net zo grauw en regenachtig als toen ik kwam, maar het voelde anders.
Wim Westerveld